derde van die voor xu en deze is weer twee keer zo groot als die voor x2. Via een aan alle kanten rammelende redenering (het heeft wel iets weg van de mechanische blokvereffe- ning) zijn we zo gekomen tot een resultaat dat er zeer aanvaardbaar uitziet. Bij de oplossing van veel problemen kan men zelfs nauwelijks anders te werk gaan, omdat betere theorieën vooralsnog ontbreken. 3.3 Methode der kleinste kwadraten Wat we nu hebben gevonden is niets anders dan de methode der kleinste kwadraten, de specialiteit van geodeten. Zij gaat uit van een lineair (vaak ook ge- lineariseerd) voorwaardenmodel met een of meer voorwaarden zonder ongelijkheden, en een kwadra tische waardefunctie. Er is altijd slechts één optimale oplossing mee te vinden. Een voorwaardenmodel met ongelijkheden kan ook worden behandeld met een kwadratische waardefunctie; ik kom daar op terug. Ik heb hier vooral de nadruk gelegd op de beslis kundige betekenis van de kleinste kwadraten- methode binnen het formele model: zonder dat de oplossingsruimte op enigerlei wijze hoeft te worden ingeperkt heeft de waardefunctie altijd een mini mum, één minimum, zodat er niet verder meer hoeft te worden gekozen - of het moest zijn voor verwerping van de oplossing. Er is ook een statistische benadering mogelijk en nodig, waarbij men eveneens uitkomt op een kwa dratische waardefunctie, maar dan via het stochas tische gedrag van meetgrootheden beschreven in een kansmodel. De atJ blijken verband te houden met varianties en kruisvarianties, en F heeft iets te maken met de verschuivingsgrootheid E (in de theorie van prof. Baarda) of met de bekendere [gvv]. Vaak zijn de varianties nooit gemeten en wordt voor de matrix (a;j) de eenheidsmatrix gebruikt, maar zelfs in dat geval geeft de kleinste kwadratenmethode een eenduidig optimale, vaak zeer goed bruikbare, oplossing. Een soortgelijke handelwijze bij lineaire waardefuncties zou een situatie als in afb. 1 kunnen opleveren. Door een nauwkeurige analyse van het meetproces (helaas niet van de oorspronkelijke doelstellingen!) is men - terecht - gekomen tot het gebruik van kwa dratische waardefuncties bij de oplossing van land meetkundige problemen. Er zijn echter ook zeer veel problemen (ook landmeetkundige) die met lineaire waardefuncties optimaal kunnen worden opgelost. Hoe doet men dat? 4. Optimaliseren in modellen met meer voorwaarden Tot nu toe hebben we gewerkt met slechts één lineaire voorwaarde in het model. In de praktijk blijken er vaak meer te kunnen worden opgesteld, zodat een onderzoek hoe lineaire (en kwadratische) waardefuncties zich gedragen in dergelijke meer complexe voorwaardenmodellen op z'n plaats is. 4.1 Lineaire waardefuncties Vooral op het gebied van de bedrijfseconomie be staan er diverse problemen die beschreven kunnen worden in termen van lineaire voorwaarden (ge lijkheden en ongelijkheden) en lineaire waarde functies. De literatuur geeft voorbeelden over het vervaardigen van koffiezetmachines, over het vet mesten van varkens of het transporteren van koffie, voorbeelden die er alle zeer vanzelfsprekend uitzien. Variabelen zijn b.v. de hoeveelheden goederen die op bepaalde machines vervaardigd worden; de waardefunctie geeft dan b.v. aan wat de maximale opbrengst in geld is van alle geproduceerde goe deren. Kenmerkend is, dat de variabelen onder worpen zijn aan begrenzingen. De ondergrens is vaak 0: er wordt niets geproduceerd op een machine, er worden geen grondstoffen van een bepaald merk gekocht, er wordt niets getransporteerd tussen een bepaalde fabriek en een bepaalde winkel. Een bovengrens (als deze er is) wordt vaak gesteld door een machinecapaciteit: de machine is volledig bezet. Wegens plaatsgebrek zal ik hier geen voorbeeld uitwerken, maar me beperken tot de behandeling van de meer rekenkundige kant van de zaak. Laten we aannemen, dat in een model de variabelen in de voorwaarde xA xB xc 11 (O niet kleiner kunnen worden dan 0, dus ngt 73 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 7