xA 0 xB 0 xc 0 dan heeft een lineaire waardefunctie F xA 2xb 3xc in de zo begrensde oplossingsruimte een maximum, en wel F =33 voor (xA, xB, xc(0, 0, 11Zie afb. 4. De optimale oplossing ligt in dit geval op de rand, zelfs op een hoekpunt van de oplossings ruimte. We voegen nog twee voorwaarden toe: xA 8 xfl 2xc^13 (2) en zoeken weer het maximum voor de waarde functie. Onderzoek van afb. 5 leidt tot de conclusie, dat nu alle oplossingen op de snijlijn van (1) en (2) optimaal zijn, met een maximale F 24. Een lineaire waardefunctie leidt kennelijk niet altijd tot één enkele optimale oplossing, wat een kwadratische waardefunctie met gelijkheden als voorwaarden, zoals we gezien hebben, wel doet. Hoe los je nu een probleem met een lineaire waarde functie numeriek op? Differentiëren helpt niet, om dat de waardefunctie geen vrij extreem heeft. Noodzakelijk is daarom een stapsgewijze oplossings methode. Voor verschillende soorten problemen bestaan er verschillende soorten rekenmethoden, die alle berusten op de veronderstelling, dat vanuit een min of meer willekeurige beginoplossing de optimale oplossing kan worden gevonden door een eindig aantal stappen te doen waarin de waarde functie steeds toeneemt (of afneemt wanneer in het optimum de waardefunctie een minimale waarde moet aannemen). Ik zal in het volgende proberen een oplossings methode te schetsen, uitgaande van de in afb. 5 weergegeven situatie. Voor uitvoeriger gegevens over de rekentechniek verwijs ik graag naar de literatuur. 4.2 Lineair programmeren - de simplexmethode Gegeven zijn de voorwaarden xA x„+ xc 11 xA B xB 2xc 13 met alle xt niet-negatief en de waardefunctie F xA 2xb 3xc die onder de gegeven voorwaarden moet worden gemaximeerd. De eerste handeling is van de ongelijkheden gelijk heden te maken door aan de tweede en derde voor waarde de grootheden xK en xL (beide 0) toe te voegen. Deze zouden kunnen worden geïnterpre teerd als onderbezetting of iets dergelijks. De xK en xL leveren voor de waardefunctie F niets op maar kosten ook niets, en worden daarom met een co- efficiënt 0 geplaatst bij de componenten van F. Zie tableau I. We zouden nu kunnen gaan rekenen, ware het niet dat in de rekentechniek (de zgn. simplexmethode) de eis wordt gesteld dat de oplossing (xA, xB, xc) (0, 0, 0) tot de oplossingsruimte behoort. Door de eerste voorwaarde kan hier niet aan worden vol daan, maar het probleem kan worden opgelost met de invoering van een grootheid xM (ook 0), waarmee een zekere afwijking van de eerste voor waarde wordt aangegeven. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat deze afwijking in de eindoplossing komt en daarom wordt xM met een zeer grote co- efficiënt M in de waardefunctie geplaatst. In tableau I e.v. heb ik dit deel van de waardefunctie even apart gezet onder de naam S, van „straf- punten". S heet dan ook boetefunctie. Bij de verdere berekeningen moet op een gegeven moment xM 0 wordenwe zijn dan in de oorspronke lijke oplossingsruimte aangekomen en kunnen de xM verder gevoeglijk weglaten. In het nu volledig verklaarde tableau I is de begin oplossing direct af te lezen als we nog weten dat (behoudens vele uitzonderingen) alle variabelen met een coëfficiënt 0 in de waardefunctie de waarde 0 moeten aannemen en alle variabelen met een co- efficiënt 0 een positieve waarde. De beginoplos sing is (xA, xB, xc, xK, xL, xM) (0, 0, 0, 8, 13, 11). Deze ligt buiten de bedoelde oplossingsruimte en we krijgen dan ook 11M strafpunten. F heeft in de beginoplossing de waarde 0. Merk op, dat er in de beginoplossing 3 variabelen met waarden 0 zijn, evenveel als er voorwaarden zijn (de niet- 6 ngt 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 8