Agenda
Er dient op te worden gewezen dat het bij het
geodetische natuurkunde-onderwijs in de eerste
plaats gaat om de natuurkundige begripsvorming,
om het begrip voor een niet-deterministische empi
rische probleembenadering en de daarop volgende
mathematische modelabstractie. Hierbij wordt even
als bij de wiskunde, na enige herhaling, voortge
bouwd op het bij het V.W.O. geleerde. Bij de uit
werking van voorbeelden, of in de praktische toe
passing leiden de gebruikte modellen al spoedig tot
een dermate hoog abstractie-niveau, dat de grens
tussen wis- en natuurkunde vervaagt. Men komt dan
op het terrein van de wiskundige natuurkunde. De
behandeling van de geodetische problemen die op
dit terrein liggen wordt ondergebracht bij de geo
detische onderwerpen, waarvoor de natuurkunde
voorbereiding was.
Wat nog gedaan moet worden
Gewezen is reeds op het voorlopige en schetsmatige
karakter van het relatieschema. Immers het schema
verantwoordt hoogstens enige chronologische volg
orde van onderwerpen en hun samenhang in de
basisstudie. Over de eindstudie bestaan nog geen
uitgewerkte plannen. Het zo uitgestippelde ont-
werp-programma zal nu nog op realiseerbaarheid
worden getoetst. Van de meeste in het schema op
genomen onderwerpen bestaat er binnen de studie
groep „Inhoud en Programma", een globale indruk
over de inhoud, dus over wat van dat onderwerp
zou moeten worden behandeld, hoeveel en met
welke diepgang. Getracht zal moeten worden de
onderwerpen dan onder te brengen in zo mogelijk
al bestaande vakken, reeds voorkomend op het
bestaande studieprogramma voor g.i., of op andere
studieprogramma's van de hogeschool of eventueel
daarbuiten. Meer in het bijzonder bij eventuele
nieuwe vakken zullen in dit stadium de personele
konsekwenties van de vakkenkeuze, waarop al
even werd gewezen, niet uit het oog mogen worden
verloren. Van uiterst belang is de vraag of het ont
worpen programma in het tijdschema van drie jaar
past. Om die vraag te beantwoorden zal in eerste
instantie de tijd die de gemiddelde student voor elk
vak nodig heeft moeten worden geschat. Hierbij
speelt natuurlijk niet alleen het aantal contacturen
een rol maar ook de overige tijd, die de student voor
het vak moet uittrekken. Wat deze laatste hoeveel
heid tijd betreft zijn, zelfs voor de vakken op het
bestaande studieprogramma, nog geen betrouwbare
getallen ter beschikking. Om hiervan een globale
schatting te maken wordt een groep studenten hier
over door de studiegroep „Bewaking Studie
programma" geënquêteerd. De zo te verkrijgen tijd-
schattingen zijn voorlopig en geven slechts een eerste
aanwijzing of het programma realiseerbaar is; ver
anderingen van onderwijsmethodiek, voor te stellen
door de studiegroep „Onderwijs- en Examen
methodiek" zullen deze schattingen ingrijpend
kunnen en waarschijnlijk moeten wijzigen. Ten
slotte zal het programma moeten passen in het les
rooster van de hogeschool en eventueel in dat van
andere instellingen van hoger onderwijs.
Het is de bedoeling het eerstejaarsprogramma in te
voeren voor het studiejaar 1974/75, het tweedejaars
voor 1975/76 en het derdejaars voor 1976/77. De
nieuwe eindstudie zou dan gedurende het studie
jaar 1976/77 kunnen beginnen.
Congres „Onderwijs en Onderzoek in de Geodesie"
3-6 april 1973
Studiedagen van de Kartografische Sectie KNAG
Ede
26 april-4 mei 1973
Hannover Messe
25 mei 1973
Studiedag Nederlandse Vereniging voor Geodesie
te Delft
Onderwerp: de basiskaart
(voorlopig vastgestelde datum)
7-9 juni 1973
22. Deutscher Kartographentag
München
19-22 september 1973
58. Deutscher Geodatentag
Ludwigshafen (Rhein)
18-19 oktober 1973
Congres Nederlands Genootschap voor
Landmeetkunde
Jaarbeurs Congres- en Vergadercentrum, Utrecht
ngt 73
31