I.K.-perikelen I: De aanwijzing C. W. Moor In het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde van 1928 heeft J. M. H. Heines in een bijdrage getiteld: „Kanttekeningen bij de I.K." opmerkingen gemaakt over een groot aantal artikelen van de toen geldende Algemene Instructie regelende de Dienst van het Kadaster (meestal aangeduid als I.K.) Negenentwintig jaar later is een algehele herziening van de I.K. tot stand gekomen. Bij de beschikking van de Minister van Financiën van 4 januari 1957, no. 189 werd de thans geldende I.K. vastgesteld, die op 1 augustus 1957 in werking trad. Ruim 15 jaar zijn inmiddels verstreken en het leek mij interessant om enkele onderwerpen van deze I.K. aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Als eerste onderwerp koos ik: De aanwijzing Wanneer in akten die verandering in de zakelijke rechtstoestanden van onroerende goederen beogen, de onroerende goederen met gedeeltelijke kadas trale perceelnummers zijn aangeduid, kan de admini stratie deze gedeeltelijke percelen niet in de kadas trale en hypothecaire boekhouding verwerken De onroerende goederen dienen na opmeting door gehele kadastrale percelen te worden aangeduid waarna het wel mogelijk is de boekhouding bij te werken. Vóór de landmeter tot opmeting van de onroerende goederen overgaat stelt hij de partijen in de gelegen heid hem de ligging van deze onroerende goederen in het terrein aan te wijzen. Dit wordt nu kortweg de aanwijzing genoemd. Bij de aanwijzing krijgen partijen de gelegenheid het onderwerp van hun overeenkomst (het object) in het terrein ten overstaan van de landmeter nader te concretiseren. Dit is noodzakelijk omdat de notaris, die voor partijen de akte opmaakt, bijna nimmer in staat is het object zodanig te omschrijven dat de ligging en omvang ervan volledig en een duidig vaststaat. Uit deze korte uiteenzetting blijkt dat de aanwijzing van partijen de basis is voor het vormen van de nieuwe kadastrale percelen. Hoe is nu de aanwijzing in de I.K. geregeld? Wie verwacht zou hebben dat hieraan in hoofdstuk II (landmeetkundige dienst) een aparte paragraaf wordt gewijd, komt bedrogen uit. Onderwerpen zoals: kaarten nr. 9a en nr. 9b, vorming van percelen, opnemingen te velde, grootteberekening, tenaamstelling der percelen, enz. zijn voor de minister blijkbaar zo belangrijk dat ze wel in aparte paragrafen worden behandeld. Niet echter de aanwijzing. Merkwaardig, vooral als men bedenkt, dat de meeste van genoemde onder werpen juist steunen op de aanwijzing. Verdeeld over enkele paragrafen komt de aan wijzing bij de volgende artikelen ter sprake: 59, 60, 68, 72, 73, 75, 77, 79, 108 en 197. Bespreking van deze artikelen zal nu volgen, zij het niet in de volg orde zoals hierboven aangegeven is, omdat deze volgorde mij niet logisch lijkt. Behandeling in de I.K. Object en subjecten Art. 59 zegt, dat de landmeter de ligging van de nieuwe grens van het zakelijk recht constateert aan de hand van de aanwijzing die partijen hem in het terrein geven. Al direct komt de belangrijke vraag naar voren wat verstaan moet worden onder „een nieuwe grens van het zakelijk recht". De I.K. geeft op deze vraag geen antwoord! Wordt er mee be doeld de zgn. rode lijn op het veldwerk en de hulp- kaart? Dus de lijn die tot het moment van aan wijzing nog niet als grens van het zakelijk recht in het kadastrale archief bekend was? Zo ja, dan be nadert de minister het begrip nieuwe grens geheel vanuit ambtelijk kadastraal standpunt. Een andere benadering is echter mogelijk nl. vanuit het standpunt van partijen. Stel dat iemand een onroerend goed koopt (b.v. een huis met erf voor eigen bewoning) dan zullen voor hem alle grenzen nieuw zijn ook al wordt zijn perceel (kadastraal gezien) gevormd door één of meer bestaande grenzen en één of meer nieuwe grenzen. Het begrip nieuwe grens is dus op z'n minst discutabel. Een grondig wantrouwen in autoriteiten en deskundigen is heilzamer dan één gram te veel aan blindelings vertrouwen. Dr. O. Jager ngt 73 35

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 21