vast te stellen indien één van de partijen of alle
partijen aan de oproep tot aanwijzing van de nieuwe
grenzen geen gehoor hebben gegeven. Weliswaar
mag dit vaststellen van de nieuwe grenzen slechts
in het geval dat de omschrijving in de akte geen
twijfel overlaat en niet in tegenspraak is met de aan
wezige afpaling, maar aan deze werkwijze kleven
toch een drietal bezwaren.
In de eerste plaats mag de landmeter geen grenzen
vaststellen; dit is uitsluitend voorbehouden aan
partijen; de landmeter registreert slechts. In de
tweede plaats mist men op deze wijze de zo belang
rijke toetsing tussen enerzijds de omschrijving in de
akte en anderzijds de aanwijzing van partijen. En
tenslotte behoeft de aanwezige afpaling nog lang
niet tevens de nieuwe grens aan te duiden. Beter is
het in een dergelijk geval de regel van art. 197 te
volgen en dus niet tot afdoening van de 9a-post
over te gaan.
Aan alle mensenwerk kleven fouten. Zo kunnen
partijen zich bij de aanwijzing vergissen en de land
meter een verkeerde grens aanwijzen. Ontdekken
zij dat (vroeg of laat), dan geeft art. 77 de landmeter
de mogelijkheid om partijen in de gelegenheid te
stellen hem alsnog de juiste grens aan te wijzen. De
landmeter dient dan opnieuw te toetsen of de nieuwe
aanwijzing niet strijdig is met de akte.
Tenslotte moet de landmeter waken tegen het op
deze wijze toepassen van een (zogenaamde) ver
zwegen eigendomsoverdracht. Deze redres-aan-
wijzing zal gepaard moeten gaan met redres-kaart
en in de meeste gevallen ook met de redres-grootte.
In art. 68, lid 2 is ook sprake van „de aanwijzing
van beide partijen", maar aangezien hier niet be
doeld wordt de aanwijzing bij verkoop, ruiling, enz.
van gedeeltelijke percelen blijft dit artikel thans
buiten beschouwing. Bij de behandeling van het
onderdeel hermeting kom ik op dit artikel terug.
De voorschriften in de praktijk
Tot zover de artikelgewijze behandeling. Hoe zijn
nu deze voorschriften in de praktijk overgekomen
of m.a.w. hoe hebben de landmeters deze voor
schriften in de praktijk gehanteerd?
Kernpunt daarbij is de vraag: Laat de landmeter
(bij de aanwijzing) de partijen alle grenzen van het
ngt 73
overgedragen onroerend goed aanwijzen en trekt
hij daarna de conclusie welke aangewezen grenzen
nieuw zijn en welke samenvallen met reeds bestaande
grenzen of laat hij zich alleen de nieuwe grenzen
aanwijzen en bemoeit hij zich niet of nauwelijks met
de andere grenzen?
Zowel uit het raadplegen van veldwerkarchieven als
het voeren van gesprekken met landmeters is mij
gebleken dat een zeer groot aantal van hen volstaat
met het zich laten aanwijzen van de nieuwe grenzen
en zich niet of onvoldoende laten voorlichten over
de andere grenzen van het onroerend goed. Slechts
een gering aantal landmeters laat partijen alle
grenzen aanwijzen.
Dit gebeurde zo in het verleden en het gebeurt heden
ten dage nog zo. Ik ben van mening dat de juiste
methode is: de landmeter laat zich de gehele om
trek van het overgedragen onroerend goed aan
wijzen; hij constateert welke grenzen nieuw zijn en
welke niet; hij bespreekt met partijen de eventuele
moeilijkheden die kunnen ontstaan als aangewezen
grenzen dienen samen te vallen met reeds bestaande
grenzen; hij licht partijen zo mogelijk in over het
eventueel rectificeren van de akte. Slechts door zo
te handelen kan de landmeter verantwoord zijn
handtekening onder de staat 75 zetten, waarbij hij
verklaart, dat het nieuwe kadastrale perceel en het
overgedragen onroerend goed, zoals dat in de akte
voorkomt, met de kadastrale aanduiding en de
nadere omschrijving elkaar volledig dekken. En ik
meen dat het daar nu juist om gaat.
Tenslotte nog een opmerking over het kaartformu-
lier nr. 10 dat de landmeter gebruikt voor het op
roepen van partijen tot het geven van aanwijs. Op
dit als briefkaart uitgevoerde formulier staan, nadat
o.m. is aangegeven op welk gedeeltelijk kadastraal
perceel de aanwijs betrekking zal hebben, de vol
gende zinnen: „Om dat onroerend goed bij het
kadaster volledig op naam te kunnen stellen is het
noodzakelijk, dat eerst een opmeting wordt ver
richt. Daarom dient de ligging van de nieuwe gren
zen door u te worden aangewezen". Dit is nu een
duidelijk geval van onjuiste voorlichting, want om
het overgedragen onroerend goed volledig op naam
te stellen is juist aanwijzing van alle grenzen nood
zakelijk. In de tweede zin dient daarom het woord
37