keuring door de hogeschoolraad die het college van
dekanen daarover hoort. Overigens kan de raad be
paalde bevoegdheden aan het afdelingsbestuur of
aan te benoemen commissies overdragen (zie het
„lege" hokje in fig. 2). De raad moet aan de HR
en het CvB de gevraagde inlichtingen verstrekken.
Binnen de afdeling vinden wij in de vakgroepen het
zgn. basisniveau. Een vakgroep wordt door de af-
delingsraad ingesteld ter organisatie, coördinatie en
integratie van de werkzaamheden van hen wier
taken liggen op hetzelfde vakgebied. Een vakgroep
omvat WP en NWP, en bij de onderafdeling der
geodesie de studenten die op het gebied van de vak
groep afstuderen en studentassistenten. Het bestuur
bestaat uit de hoogleraren, lectoren, houders van
onderwijsopdrachten en de wetenschappelijke mede
werkers in vaste dienst, plus (bij geodesie) vertegen
woordigers van het WP in tijdelijke dienst, het
NWP en de studenten van de vakgroep. De voor
zitter wordt door het bestuur gekozen uit de hoog
leraren en lectoren. Het bestuur regelt de taken van
de leden van de vakgroep, en stelt jaarlijks een
onderzoekprogramma vast dat de goedkeuring be
hoeft van de afdelingsraad, gehoord de commissie
voor de wetenschapsbeoefening. Het bestuur is voor
het werk van de vakgroep verantwoordelijk tegen
over de afdelingsraad en geeft die raad de gevraagde
inlichtingen. De voorzitter kan een besluit van het
vakgroepbestuur ter vernietiging bij de afdelings
raad voordragen. Met de invoering van de vakgroep
structuur komt een eind aan de situatie waarbij de
leerstoel, bekleed door een hoogleraar, de basis
eenheid was. Binnen de vakgroep bestaat een zekere
infrastructuur, gevormd door de kleinste werkeen
heden. De regeling hiervan wordt aan de vakgroep
overgelaten en vindt plaats door de bepaling, door
het bestuur, in overeenstemming met welke hoog
leraar of lector elk WP-lid in vaste dienst zijn werk
doet, en onder wiens toezicht elk van de andere
personen van de vakgroep staat.
Ter bevordering van de wetenschapsbeoefening
kunnen twee of meer vakgroepen (ook van ver
schillende afdelingen) werkgroepen instellen, voor
onderzoekprojecten die tot meer dan een vakgebied
kunnen worden gerekend. Ook personen van buiten
de hogeschool die een bijdrage leveren aan het
onderzoek kunnen lid van een werkgroep zijn. De
onderafdeling der geodesie kent tussen de beide
vakgroepen twee (voorlopige) werkgroepen, een
voor instrumentatie en een voor automatisering;
in fig. 2 zijn ze terwille van de overzichtelijkheid
niet weergegeven.
3 De Wet herstructurering wetenschappelijk
onderwijs
Dit wetsontwerp, waarvan de grondgedachten af
komstig zijn van de in het najaar van 1972 over
leden regeringscommissaris voor het wetenschappe
lijke onderwijs prof. dr. K. Posthumus, omvat
slechts een krappe drie bladzijden met wijzigingen
van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs,
maar betekent een enorme ingreep in de gang van
zaken bij academische studies. De achtergrond is
de gehele ontwikkeling van de maatschappij, niet
alleen die van de wetenschappen. Hier moet vol
staan worden met het wijzen op enkele facetten van
de achtergrondproblematiek, die als blikvangers
kunnen dienen. Het aantal eerstejaarsstudenten
steeg tussen 1950 en 1970 van 4400 tot 18.600, het
totaal aantal studenten van 30.000 tot 93.000. De
uitgaven voor het WO stegen in die periode van
50 miljoen tot ƒ1334 miljoen, in percentage van
de onderwijsuitgaven van 9% tot 23,7%, in percen
tage van de rijksuitgaven van 0,9% tot 6,5%. Als
het op deze voet door zou gaan, zou in het jaar
1993 de gehele onderwijsbegroting en in 2005 het
gehele nationale inkomen aan WO moeten worden
besteed. De studieduur is lang, met een mediane
afstudeerleeftijd van 27,1 jaar. Het rendement na
13 jaar, d.w.z. het percentage der eerstingeschrevenen
dat na die tijd een afsluitend examen behaalt is 68%.
Daarbij bestaat er bij het WO, afgezien van nood
maatregelen, geen wettelijke regeling om de toe-
Congres „Onderwijs en Onderzoek in de Geodesie"
ONDERAFDELINGS-
BESTUUR
RAAD
(4)
6 WP 3 NWP 3 STUD
EXAMEN
COMMISSIES
ALGEMENE
DIENST
ca 20
VAKGROEP
VAKGROEP
A
B
GEODESIE
TOEGEPASTE
EN
EN
THEORETISCHE
PLANOLOGISCHE
LANDMEETKUNDE
LANDMEETKUNDE
ca 35
ca 35
ONDERWIJS
COMMISSIE
COMM. VOOR
WETENSCHAPS
BEOEFENING
Fig. 2. Bestuursstuctuur van de onderafdeling der geodesie.
20
ngt 73