I.K.-perikelen II: Grootteberekening C. W. Moor Inleiding In tegenstelling met het vorige onderwerp (de aan wijzing, zie N.G.T. 1973, blz. 35) is de grootte berekening in de I.K. wel in een aparte paragraaf behandeld (art. 154 t/m 164), hetgeen de over zichtelijkheid beslist ten goede is gekomen. Dat wil echter niet zeggen dat alles wat nodig is om tot een verantwoorde grootteberekening te komen ook in deze paragraaf is opgenomen. In de artikelen 79 en 80, voorkomende in de paragraaf Opnemingen te velde, worden enkele eisen aan de metingen gesteld die direct verband houden met de later uit te voeren grootteberekening. Art. 79 Dit artikel eist dat de metingen in de gewone dienst (dus t.b.v. 9a-kaarten, p.w.'s, enz.) zo moeten worden ingericht, dat een uit economisch en fiscaal oogpunt verantwoorde groottebepaling van de te vormen percelen mogelijk wordt. Alvorens nu art. 79 te vervolgen zou ik de volgende opmerkingen willen maken. Wat betekent een uit economisch oogpunt verantwoorde groottebereke ning? Heeft deze eis iets te maken met de m2-prijs van het te vormen perceel, met de nauwkeurigheid (id en (7) van de perceelsgrenzen, met de metings- kosten, met de waarde van de grond en van de eventuele opstallen van het perceel? Wat betekent een uit fiscaal oogpunt verantwoorde grootteberekening? Er moet grondbelasting betaald worden over de percelen waarvan men het genot heeft. Vormt de landmeter nu bezitspercelen of rechtspercelen? Indien de landmeter bezitspercelen vormt moet dan een uit fiscaal oogpunt verant woorde grootteberekening zo opgevat worden dat geen grotere nauwkeurigheid in de grootte nodig is dan uitgedrukt in het bedrag op het belasting biljet van b.v. enkele centen, dubbeltjes, guldens? Ik heb blijkbaar altijd te simpel gedacht dat het aantal vierkante meters gelegen tussen de begrenzing van het rechtsperceel de grootte van het perceel moest aangeven. Ik kom op deze zaak dadelijk nog terug. Ik vervolg nu art. 79 met een citaat van het vierde lid: „Om te voldoen aan een uit economisch en uit fiscaal oogpunt verantwoorde groottebepaling van de te vormen percelen worden bij een gewone dienst- meting, geen p.w. zijnde, oude grenzen in het alge meen niet gedelimiteerd. Ook mag de meting niet te ver worden uitgebreid uitsluitend met het doel te komen tot een nauwkeurige groottebepaling van alle bij de post te vormen percelen, of van een restperceel in het geval dat een klein scherpte berekenen gedeelte van een perceel wordt afgesplitst. Wanneer de ge hele omtrek van de percelen nieuw is, moet de meting bij voorkeur zo worden ingericht dat de grootte van die percelen uit de meetgetallen kan worden berekend of uit een kaartering op grote schaal kan worden afgeleid; dit geldt in het bij zonder voor over te dragen of te bezwaren percelen waarvan de meting als p.w. is aangevraagd en ook voor geheel tussen nieuwe grenzen besloten per celen die gelegen zijn in een gebied met hoge grond prijzen." Uit de eerste zin van het citaat blijkt dat oude (be doeld is bestaande) grenzen in het algemeen niet worden gedelimiteerd, behalve bij p.w.-metingen. Betekent dit dat bij p.w.-metingen in het algemeen bestaande grenzen wel worden gedelimiteerd? Deze conclusie zou getrokken kunnen worden maar de minister vermeldt haar niet, zodat hier op zijn minst van onduidelijkheid sprake is. Waarom wordt een p.w.-meting, die een vervroegde 9a-kaart be doelt te zijn, in dit artikel principieel anders be handeld dan een gewone 9a-kaartmeting? In het eerste gedeelte van de tweede zin wordt o.m. iets gezegd over een nauwkeurige groottebepaling van alle te vormen percelen. Wat daar staat is in het algemeen onjuist. Alle te vormen percelen zijn in principe gelijkwaardig, hetgeen duidelijk blijkt uit de eis van art. 79 dat de metingen in de gewone dienst zo moeten worden ingericht dat een uit economisch en fiscaal oogpunt verantwoorde groottebepaling van de te vormen percelen mogelijk wordt. Er staat duidelijk: van de te vormen per celen; daar is geen woord grieks bij. Gaat de minister nu onderscheid maken tussen de bij een post betrokken percelen met nauwkeurige, minder nauwkeurige, onnauwkeurige, zeer onnauwkeurige of slechte groottebepaling? Maar dan dient de minister wel te bedenken dat er metingen zijn waar bij alle bij een post betrokken percelen een even nauwkeurige grootte dienen te hebben en dat bij 54 Een grondig wantrouwen in autoriteiten en deskundigen is heilzamer dan één gram te veel aan blindelings vertrouwen. Dr. O. Jager ngt 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 16