afsplitsing van een klein, scherp (bedoeld zal zijn
nauwkeurig) te berekenen gedeelte van een perceel
het restperceel minstens zo belangrijk in grootte kan
zijn als het kleine gedeelte. Trouwens de minister
voelt zelf dat hij zich op glibberig terrein bevindt
want hij laat in de derde zin er haastig op volgen dat
als de gehele omtrek der percelen nieuw is de grootte
bij voorkeur uit de meetgetallen dient te worden
berekend. Dat de minister dan weer onderscheid
maakt tussen p.w.-metingen en 9a-kaart-metingen
is voor mij niet alleen onbegrijpelijk maar ook ver
werpelijk.
Art. 80 Hierin is voorgeschreven dat bij de meting
behalve eigendomsgrenzen ook bezitsgrenzen wor
den opgenomen en dat bij een meting voor de
gewone dienst het samenstel der meetlijnen in het
algemeen geen gesloten figuur behoeft te vormen.
Het introduceren van bezitsgrenzen moet een reden
hebben die de minister ook duidelijk vermeldt nl.
de reden in verband met de eisen die in art. 79
worden gesteld. Eén van deze eisen is de grootte
berekening (de beide andere eisen, nl. voor een
goede kaartering en voor latere uitzetting van de
nieuwe grenzen, zijn in dit verband van geen belang)
en in het hierna te behandelen art. 160 komen de
bezitsgrenzen dan ook weer te voorschijn. Toch zou
ik hier deze vraag willen stellen: „Is het meten van
bezitsgrenzen in direct verband te brengen met
eventueel te vormen grondbelastingpercelen?"
Bepaald onduidelijk is de uitdrukking dat niet de
eis gesteld wordt dat het samenstel der meetlijnen
steeds een gesloten figuur vormt. Niet alleen dat
hier een negatieve eis gesteld wordt (direct daarop
kan immers de vraag gesteld worden wat dan wel
wordt geëist?), maar ook de uitdrukking een ge
sloten figuur kan vragen oproepen.
Tot zover de beide inleidende artikelen. Geconsta
teerd kan worden dat de minister op nogal non
chalante wijze een aantal voetangels en klemmen
heeft gestrooid voor het hoofdstuk Grootte
berekening.
Grootteberekening algemeen
Art. 154 Met dit artikel start de minister uit
stekend als hij stelt dat de berekening van de
ngt 73
grootte der percelen geschiedt volgens de numerieke,
de grafische of de grafisch-numerieke methode,
overeenkomstig de in de H.T.W. gegeven aan
wijzingen en met inachtneming van hetgeen in deze
paragraaf is bepaald. De H.T.W. is een uitstekende
handleiding voor het kadaster en in het hoofdstuk
Groottebepaling wordt de stof duidelijk en volledig
behandeld. Vandaar dat het bevreemdend is dat
wordt toegevoegd „en met inachtneming van het
geen in deze paragraaf is bepaald". Moet dit gezien
worden als een aanvulling of als een tegenstelling
t.o.v. de regels van de H.T.W.?
De rest van art. 154 is overbodig want alles wat in
deleden 2, 3 en 4 wordt behandeld staat in de H.T.W.
Eigenlijk zou de aanhef van dit artikel voldoende
zijn voor de gehele paragraaf grootteberekening!
Art. 155 Het is zonder meer duidelijk dat de regel
over het invullen van het formulier nr. 33 overeen
komstig de in de H.T.W. gegeven aanwijzingen
geheel overbodig is, slechts de vermelding dat dit
formulier in originali wordt opgemaakt en gemeente-
gewijs per sectie wordt bewaard is waardevol.
Na deze twee inleidende artikelen volgen dan in de
I.K. vier artikelen over nauwkeurige grootte
berekening (156 t/m 159), één artikel over niet-
nauwkeurige grootteberekening (160) en daarna
nog vier artikelen over een aantal bijzondere ge
vallen (161 t/m 164).
Nauwkeurige grootteberekening
Art. 156 De minister geeft in dit artikel aan dat
een nauwkeurige grootteberekening van een perceel
mogelijk is als alle kadastrale grenzen vaststaan en
in eenzelfde meetkundig verband zijn vastgelegd,
hetzij door één meting, hetzij door combinatie c.q.
transformatie van gegevens ontleend aan verschil
lende metingen. Tot zover is de zaak wel duidelijk,
immers als het onderling verband tussen de grens-
punten van een perceel meetkundig (constructief)
is vastgelegd, is de grootteberekening mogelijk.
De minister meent daarna in dit artikel dat, wat de
grenzen van het perceel betreft, een nauwkeurige
grootteberekening slechts mogelijk is als de grenzen
hetzij nieuw zijn, hetzij als kadastrale grenzen vast-
55