weest als heden ten dage, nu zij in alle uithoeken van het maatschappelijk leven zijn doorgedrongen. Maar dat heeft dan ook onherroepelijk zijn conse quenties voor onderwijs en wetenschapsbeoefening. Wat zullen het voor ingenieurs zijn, die straks mede leiding moeten geven aan het maatschappelijk leven: pure technici? De vraag stellen is haar - met de meeste stelligheid - negatief beantwoorden. Dat waren dus een paar algemene achtergronden van het onderwijs en onderzoek in parageodetische vakken. Ik kom nu tot de meer specifieke voor de geodesie. Daar is dan allereerst de invloed van de automatisering. Natuurlijk doet die zich ook op andere wetenschapsgebieden gevoelen, zeker op die van de techniek. Maar als ik het goed zie, heeft de geodesie er toch wel in bijzondere mate mee te maken, omdat nu eenmaal de grondslag van de eigenlijke geodesie in de eerste plaats een mathema tische is. Het hele meet- en rekenwerk kan voor een groot deel worden geautomatiseerd, terwijl ook op parageodetische gebieden zich de invloed van de computer doet gelden. Vandaar dat in het schema voor het nieuwe onderwijsprogramma een aparte lijn voor de informatica en automatisering in aan sluiting aan de wiskunde is geconstrueerd en die lijn zet zich voort in de vorm van de geodetische infor matica bij de planologisch-administratieve geodesie. Maar dat niet alleen, er is mede als gevolg van de automatisering ook sprake van een taakverschuiving van de geodetisch ingenieur in de richting van meer ontwerpen, onderzoeken en organiseren. Over die taakverschuiving van de geodeet wil ik het nog even afzonderlijk hebben, omdat hier natuurlijk veel meer invloeden aan het werk zijn dan alleen die van de automatisering. Heel duidelijk ziet men die invloeden weerspiegeld in de ontwikkeling bij het Kadaster en bij andere landmeetkundige instellingen. Het is helemaal niet toevallig dat bijna tegelijkertijd en schijnbaar onafhankelijk van elkaar de reorga nisatieplannen van het Kadaster1 en die van de opleiding voor geodetisch ingenieur bekend worden. Het is ook niet toevallig dat beide plannen een duidelijke parallellie vertonen in deze zin dat bij beide een verschuiving valt te constateren in de richting van ruimtelijke ordening en ruimtelijk be heer, wat de taakstelling betreft, en van planning ngt 73 en management, wat de taakvervulling betreft. Dat deze ontwikkeling zich ook bij andere landmeet kundige instellingen aftekent, bewijst het voor treffelijke rapport van werkgroep I van uw vereni ging over de toepassing van de bedrijfsleer bij land meetkundige instellingen.2 Een andere parallellie is die tussen kadastrale ruilverkavelingsdienst en ge meentelijk grondbedrijf, die beide van oorsprong typische uitvoeringsdiensten zijn resp. voor de land- en stadsinrichting, maar die nu in toenemende 1 mate bij de voorbereiding van de plannen worden ingeschakeld. Ook internationaal gezien verschuift het werk van de landmeter, blijkens de belang wekkende studie van Aimé de Leeuw over The profession of the land in Western Europe van 1964 hoe langer hoe meer naar ontwerp en leiding van operaties.3 Maar ook dit is nog niet alles. Want uiteindelijk vormt het werk van de geodeet geen doel op zich zelf, maar maakt het deel uit van het veel groter geheel van particuliere en overheidsactiviteiten op het gebied van het onroerend goed. Welnu, juist op dit gebied is er in Nederland vooral de laatste tijd bijzonder veel aan de hand. Het beste bewijs daar van levert de ontwikkeling van de wetgeving, die zich werkelijk in koortstempo voltrekt. Elk jaar komen er gemiddeld 2a 3 wetten op dit gebied bij. Naast de vanouds bestaande burgeilijke wetgeving die ook geheel vernieuwd gaat worden, o.a. in de richting van een semi-positief stelsel van grond- registratie met daarop aansluitende kadasterwet, is het vooral het administratieve recht dat sterk in beweging is. De Wet op de Ruimtelijke Ordening is 7 jaar na haar inwerkingtreding alweer volkomen verouderd door haar gebrek aan operationaliteit en haar te grote mate van decentralisatie. Naast deze bestemmingswetgeving worden de contouren zichtbaar van een aparte inrichtingswetgeving, dus Congres „Onderwijs en Onderzoek in de Geodesie" 1 Zie daarover o.m. NGT 72, nr. 2, blz. 25 e.v.; nr. 3, blz. 55 e.v.; nr. 7, blz. 135 e.v. en nr. 8, blz. 149 e.v. 2 Rapport Werkgroep I, Toepassing bedrijfsleer bij land meetkundige instellingen, Personeelsaspecten en Bijlagen bij dit Rapport, uitgaven van de Nederlandse Vereniging voor Geodesie. 3 Dr. A. de Leeuw, The profession of the land in Western Europe, preadvies voor The Brussels Conference of Sur veyors 1964, blz. 12. 43

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 5