een noodoplossing, zo is de schrijver van de scriptie van
mening, en hij pleit dan ook voor een meer positieve bena
dering van het fenomeen park.
Hierdoor moet het mogelijk worden de maatschappelijke
ontwikkelingen zó te sturen, dat de actie, die voornoemde
reacties tot gevolg had, uitblijft. Dit heeft niet enkel een
andere definiëring van het landschapspark tot gevolg, doch
tevens de formulering en de beschouwing van een aantal
toekomstwensen. Dit zijn een zorgvuldiger gedefinieerde
economie, een toekomst georiënteerde rechtswetenschap, een
beter begrip van de ecologie, en - wat de schrijver noemt -
een wérkelijke landinrichting.
Noodzakelijk is dat een landschapspark met een dergelijke
inhoud duidelijk als zodanig erkend en bestuurd wordt. Dit
laatste is een probleem. Uit een analyse van de bestuurlijke
mogelijkheden blijkt, dat er geen pasklare oplossing is. Noch
de privaatrechtelijke rechtspersoon (stichting, N.V.), noch
de publiekrechtelijke rechtspersoon (Wet Gemeenschappe
lijke Regelingen, de Ontwerpwet op de Gewesten, de water-
schapsvorm), noch samenvoeging van gemeenten geeft uit
komst. Voor een goede bestuursvorm moeten elementen uit
verschillende wettelijke regelingen aanwezig zijn, zo wordt
aangetoond.
Een beschouwing hierover mondt uit in een voorstel: een
streekgewest, waarin al deze elementen verenigd zijn, met als
wettelijke basis een regeling ad hoe krachtens art. 162 van
de Grondwet.
G. M. van der Slikke
ADJUSTMENT OF A SATELLITE TRIANGULATION
NETWORK WITH STATISTICAL TESTING, APPLIED
TO GEOS-2 OBSERVATIONS
Summary
In a satellite triangulation network a relation exists between
the vector interconnecting the stations and the vectors to
the simultaneously observed satellite. This coplanarity condi
tion leads to a linearized relation in the form of the 4th
standard problem.
The first standard problem as a solution variant of the 4th,
offers the opportunity to test the simultaneous observations.
With the accepted observations the satellite triangulation
network is adjusted in two phases.
In the first phase all accepted observations of the network
are adjusted in relations that exist between the directions to
the satellite. The 2nd standard problem is chosen for the
adjustment.
In the second phase the directions between the stations from
the first phase are adjusted.
Finally a test and an adjustment are computed.
New in the computation of a satellite triangulation network
are:
1. the test that precedes the adjustment;
2. the adjustment of the first phase of all the observations
of the whole network in one computation, by which the
correlations between the computed terrestrial directions
are taken into account,
3. the matrix of weightcoefficients of the unknowns (g*P)
is better determined than usual.
J. van Hemert
CALIBRATIE VAN EEN MANN 422F COMPARATOR
Samenvatting
In de satellietgeodesie bepaalt men uit fotografische waar
nemingen op kunstmatige aardsatellieten richtingen in de
ruimte. Voor de uitwerking van deze fotografische waar
nemingen is het noodzakelijk een comparator ter beschikking
te hebben waarmee de beelden van sterren en de satelliet op
de foto's kunnen worden uitgemeten. De precisie waarmee
deze richtingen kunnen worden bepaald is voor een belang
rijk deel afhankelijk van de precisie waarmee de foto's uit
gemeten worden, dus van de comparator. Eventuele fouten
in de comparator kunnen dan een belangrijke rol gaan spelen.
In deze scriptie wordt een onderzoek beschreven van de
comparator die de werkgroep satellietgeodesie in Delft ge
bruikt. Er worden aan de hand van de constructie van het in
strument verschillende fouten verondersteld en voor iedere
fout is een methode beschreven en uitgewerkt om de fout te
bepalen en het effect op de metingen te onderzoeken. Zo
worden de volgende fouten beschouwd:
- niet loodrechte stand der assen
- lineaire en hogere orde schroeffouten
- periodieke schroeffouten overeenkomend met één omwen
teling van de voortbewegingsschroeven
- periodieke schroeffouten met een willekeurige periode.
Bovendien werd er nog een fout gevonden die het gevolg was
van temperatuursveranderingen in het instrument. Al deze
fouten zijn onderzocht waarbij bleek dat enkele daarvan
wel significant konden worden bepaald en andere niet.
Voor de metingen is het volgende meetmateriaal gebruikt:
- een roosterplaat met 49 punten verdeeld over de gehele
plaat met een precisie door de fabriek opgegeven van
10 4 mm
- een schaal met 250 strepen op 1 mm afstand, eveneens van
fabriekswege gecalibreerd op 10 1 mm
- een niet gecalibreerde schaal van ±0.333 mm lengte.
De laatstgenoemde schaal diende voor het onderzoek naar
de kortperiodieke effecten waarbij het niet noodzakelijk bleek
een gecalibreerde schaal te gebruiken. Verder is nagegaan
met welke precisie men kan meten indien er voor de gecon
stateerde fouten een correctie is uitgevoerd. Tot slot worden
enkele aanbevelingen gedaan voor het gebruik van de com
parator, zodanig dat men zo min mogelijk moeilijkheden
ondervindt van de geconstateerde fouten.
H. Uitermark
AUTOMATISERING BIJ HET BEREKENEN EN
TEKENEN VAN KARTOGRAFISCHE GRAADNETTEN
Samenvatting
Deze scriptie behandelt de toepassing van de elektronische
reken- en tekenmachine (IBM 360/65 en de CORAGRAPH
DC) bij het vervaardigen van, vooral kleinschalige, karto-
grafische graadnetten. Hiervoor zijn drie programma's ge
schreven in de programmeertaal ALGOL 60. Het eerste
programma (MANTEL) vervaardigt kegel of cilindermantels
in zestien verschillende, polaire, projecties, alle van het
type „eigenlijke" projectie. Het tweede programma
(WERELD) beeldt de halve wereld af in vier azimuthale
(ev. scheve) projecties, nl. equivalent, equidistant, conform en
orthografisch. Het derde programma (BLAD) vervaardigt
kaartbladen (keuze uit zestien projecties, al dan niet scheef
of transversaal). Het af te beelden gebied kan door de ge
bruiker vrij gekozen worden. Het gebied wordt vastgelegd
door de geografische coördinaten van de hoekpunten van
het kaartblad of door een rekenkader in rechthoekige co-
ordinaten. Vrij veel aandacht is besteed om het tekenen van
de gehele aarde (of een groot gedeelte daarvan) voor de
gebruiker zonder veel moeite te laten verlopen. De zestien
projecties zijn: A. Equidistante projecties: cilinder of kegel
(beide ook met twee standaardcirkels), azimuthaal. B. Equi
valente projecties: cilinder of kegel (idem als onder A), azi
muthaal. C. conforme projecties: cilinder of kegel (idem als
onder A), stereografisch. D. gnomonisch.
ngt 73
81