criteriumcirkels steken. De relatieve precisie tussen de nabijgelegen trekken 39-41-43-45-71 en 7—71— 73-75-77 is niet zo slecht. De relatieve standaard ellipsen vallen maar net buiten de criteriumcirkels. De precisie van de onderlinge ligging van de punten 55 en 57 voldoet niet aan het gestelde criterium. Wat wel opvalt is dat de standaardellipsen van de punten van de grote kring in het oostelijk deel van het net alle binnen de criteriumcirkels vallen. De eigenwaardeberekening van de zogenaamde eerste fase van de vereffening geeft nog meer infor matie. Zoals eerder opgemerkt behoort bij iedere eigenwaarde een eigenvector. Welnu de compo nenten van de eigenvector die behoren bij de grootste eigenwaarde kunnen zwakke punten in een net aanwijzen. De grootste componenten van deze eigenvector wijzen de zwakke punten aan. Hoewel de eigenwaarden onafhankelijk zijn van de schrankingsbasis, zijn de eigenvectoren dit niet. Met voorzichtigheid moeten dan ook conclusies hieruit getrokken worden. Onderzoek van de eigen vectoren is nog gaande. We kunnen nu overgaan tot de tweede fase van de vereffening, dit is de aansluiting op de gegeven punten. Voordat op de RD-punten aangesloten kan worden moeten ze getoetst worden. Dit vereist op stelling van een vervangingsmatrix. Uit proef- berekeningen bleek dat een vervangingsmatrix met parameter 2 redelijk voldoet. Als criterium- matrix wordt dezelfde matrix als bij de eerste fase van de vereffening gekozen. Voor de grootste eigen waarde berekend uit \G A//| 0 wordt dan ge vonden: Amax= 11.8 1. Het net voldoet niet aan de eisen vastgelegd door de criteriummatrix. Bezien we dan weer de stan daardellipsen in figuur 5 dan constateren we dat de standaardellipsen in de omgeving van het RD-punt 81 alle te groot zijn. Nu wordt de uitbuiging in het oostelijk deel van het net niet aanvaard. De rela tieve standaardellips van de punten 23 en 83 valt buiten de criteriumcirkel. De grootste componenten van de eigenvector die behoren bij de grootste eigenwaarde wijzen de punten 61 en 81 als zwak aan. 7 Betrouwbaarheid, interne en externe Nu is dit kringnet ook om andere redenen niet goed. Zo is bijvoorbeeld de losse poot 59-61 in het geheel niet gecontroleerd. De richting 31-3 is ook slecht gecontroleerd. Van alle waarnemingen van dit net, de richtingen en de lengten, zijn grenswaarden be rekend, figuur 3. De grenswaarden geven de grens aan van waaraf fouten met een kans /?0 bij toetsing gevonden zullen worden. De grenswaarden bepalen de betrouwbaarheid van het net. De grenswaarden zijn behalve van het onderschei dingsvermogen f}0 ook afhankelijk van de onbe trouwbaarheid a0. Dit is de kans dat een waar neming bij toetsing ten onrechte verworpen wordt. Een grote waarde voor a0 betekent dat veel waar nemingen verworpen zullen worden; dit betekent veel overmeten. Een kleine waarde voor /?0 bijv. 50% heeft tot gevolg dat de helft van de gemaakte fouten ter grootte van de grenswaarde door toetsing niet ontdekt wordt. Alweer zien we ons gesteld voor de keuze van twee parameters a0 en P0. De grens waarden zijn ook nog afhankelijk van de vorm van het net en de gevolgde meetprocedure (kansmodel). Garandeert een optimale precisie nu ook een opti male betrouwbaarheid? Een antwoord op deze vraag levert ons weer de klassieke veelhoek. We beschouwen daartoe het volgende viertal veel hoeken, figuur 6. De uitbuiging Z varieert van \L tot nul. Er is afgesloten op begin- en eindpunt even wel zonder afstandsmeting tussen begin- en eind punt. Van deze vier veelhoeken zijn de grenswaarden van de richtingen en de lengten berekend. We komen dan voor de grenswaarden tot de merkwaar dige stelling: hoe rechter hoe slechter. Omdat de zijdelengten van de veelhoek alle even groot zijn, zijn de grenswaarden van alle lengten gelijk. In tabel 1 staan voor de vier veelhoeken deze grens waarden Vs vermeld. Tabel 1 veelhoek Vs cm Z I 58 0.25 L II 104 0.125L III 250 0.05L IV oo 0 Congres „Onderwijs en Onderzoek in de Geodesie" ngt 73 115

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 11