I.K.-perikelen IV: De hermeting
C. W. Moor
Inleiding
In de vorige artikelen (zie N.G.T. blz. 35, 54, 76)
heb ik drie onderwerpen behandeld die in de I.K.
zijn ondergebracht bij hoofdstuk II: Landmeet
kundige dienst. Aan het slot van het laatste artikel
heb ik de hermeting een middel genoemd om de ge
breken die o.a. door de werkzaamheden van de bij-
houdingsmetingen zijn ontstaan, op te heffen. Dit
zou inhouden dat door hermeten, dat letterlijk
toch opnieuw meten betekent, de minder goede re
sultaten door juiste resultaten worden vervangen.
Het hoofdstuk hermeting is verdeeld in een vijftal
paragrafen, die achtereenvolgens deze titels hebben:
Urgentieprogramma, voorstellen, opdrachten 29),
Grensonderzoek, herkaartering, contact met eige
naren 30), Technische uitvoering van de herme
ting 31), Kaartering en afwerking van het bijblad
32), Verdere afwerking van de hermeting 33).
Het zijn vooral de eerste twee paragrafen, omdat ze
de meest essentiële facetten van de hermeting be
handelen, die kritisch bekeken zullen worden. Over
de drie andere paragrafen volgen slechts enkele korte
notities.
29 Urgentieprogramma, voorstellen, opdrachten
In deze paragraaf, die de artikelen 352 t/m 356
omvat en die als een soort inleiding gezien moet
worden op de volgende paragrafen, wordt de vraag
wat onder het begrip hermeting moet worden ver
staan maar zeer ten dele beantwoord. Het is nogal
teleurstellend dat art. 352, lid I alleen het doel van
de hermeting vermeldt nl. het vervangen van kadas
trale plans of gedeelten daarvan door nieuwe van
hogere intrinsieke waarde. De beantwoording van
b.v. de vragen: waarom wordt een hermeting uitge
voerd, welke resultaten worden door de hermeting
verkregen en wat is de betekenis (de waarde) van
deze resultaten, wordt node gemist.
Maar ook de bovengenoemde omschrijving van het
doel van de hermeting roept nog vragen op. Wordt
hiermee bedoeld dat iedere omzetting naar een beter
plan als hermeting wordt aangemerkt? Impliceert
het begrip „hogere intrinsieke waarde" dat het
nieuwe plan wel beter dient te zijn dan het oude,
maar nog niet precies op schaal behoeft te zijn?
Is de hermeting uitsluitend een technische ingreep
die alleen maar een beter plan oplevert? Ondergaan
de objecten door de hermeting verandering? Onder
gaan de subjecten en de rechten geen verandering?
Het vervolg zal aantonen in hoeverre deze vragen
op bevredigende wijze worden beantwoord.
In art. 352, lid 2 wordt onder het begrip hermeting
ook de zgn. herkaartering begrepen. Hieronder
wordt verstaan kaartering van grenzen met behulp
van reeds bestaande gegevens. Aangezien dit een
technisch detail is hoort het in dit artikel niet thuis,
maar in 32. Art. 353 geeft enkele regels omtrent
het urgentieprogramma van hermetingen. Ze blijven
hier buiten beschouwing.
Een hermeting geschiedt krachtens opdracht van de
Ingenieur-Verificateur die daartoe voorstellen van
het hoofd van het bureau ontvangt. De algemene
leiding van de hermetingen berust bij het hoofd van
het bureau en de dagelijkse leiding bij de daartoe
aangewezen landmeter die voor het geheel verant
woordelijk is. Deze regels zijn te vinden in de art.
354 en 355. Indien de hermeting een technische
verbetering is, lijkt mij de inschakeling van de inge
nieur-verificateur een nodeloze complicatie, aange
zien het hoofd van het bureau en de landmeter
doorgaans beter dan de ingenieur-verificateur kun
nen beoordelen of een (gedeelte van een) plan aan
hermeting toe is. In art. 356 krijgt de burgemeester
van een gemeente die geheel of voor een belangrijk
deel zal worden hermeten, van de ingenieur-verifica
teur het verzoek te willen bevorderen dat de inge
zetenen-eigenaren hun medewerking verlenen aan
de hermeting door hun eigendomsgrenzen aan te
wijzen en deze grenzen door blijvende kenmerken
aan te duiden. Vervolgens worden de eigenaren
door het hoofd van het bureau schriftelijk van de
komende hermeting op de hoogte gesteld.
Blijkbaar vindt de minister de hermeting zoveel be
langrijker dan de gewone dienst, dat hij bij de her
meting de ingenieur-verificateur, de burgemeester
en het hoofd van het bureau inschakelt voor het
doen van aankondigingen, terwijl bij de gewone
dienst de meting door de landmeter met een een
voudig aanschrijvingskaartje wordt aangekondigd.
Als men zich dan realiseert, dat het bij de gewone
dienst gewoonlijk gaat om het vaststellen door par
tijen van (nieuwe) objecten waarop (nieuwe) zake-
Een grondig wantrouwen in autoriteiten en deskundigen is
heilzamer dan één gram te veel aan blindelings vertrouwen.
Dr. O. Jager
120
ngt 73