lijke rechten krachtens levering zijn gevestigd, dan
lijkt de vraag gewettigd welke zeer belangrijke
dingen zich bij de hermeting gaan afspelen.
Alvorens de belangrijke paragraaf over het grens-
onderzoek te behandelen, wil ik de volgende op
merkingen maken:
Het gehele hoofdstuk handelt over eigendoms-
grenzen waaronder tevens worden verstaan de
grenzen van alle zakelijke rechten (art. 357, lid 1).
Eigendomsgrenzen kunnen slechts door de zakelijk
gerechtigden worden vastgesteld. De landmeter kan
nimmer zelf een eigendomsgrens vaststellen; hij
zou dan immers beslissen over de begrenzing van de
privaatrechtelijke eigendommen, hetgeen hem door
geen enkel wetsartikel is toegestaan.
De zakelijk gerechtigden worden door zeer ver
schillende omschrijvingen aangeduid: ingezetenen-
eigenaren (art. 356), eigenaren (art. 356, 357), recht
hebbenden (art. 361), partijen (art. 357, 357a, 358,
362, 363, 364, 366), belanghebbenden (art. 368).
Waarom deze grote schakering? Ondanks mijn be
zwaren hiertegen zal ik bij de artikelen de termino
logie van de minister aanhouden.
30 Grensonderzoek, herkaartering,
contact met eigenaren
Volgens art. 357 wordt voor de vaststelling van de
eigendomsgrenzen in een te hermeten gebied ge
bruik gemaakt van de gegevens van het bestaande
veldwerk, de gegevens van de bestaande kaart,
bovendien, als daartoe aanleiding is, de gegevens
omtrent de ligging der grenzen voorkomende in
overgeschreven akten en de inlichtingen van par
tijen. In dit voor de landmeter bestemde voorschrift,
kiest de minister volgens mij een verkeerd uitgangs
punt. Hij stelt hier dat de landmeter met de gegevens
van het veldwerk en de kaart de eigendomsgrenzen
kan vaststellen (dus zonder partijen daarbij te be
trekken) en dat alleen wanneer daartoe aanleiding
bestaat (wat kennelijk ter beoordeling van de land
meter is) de gegevens van akten en inlichtingen van
partijen een rol gaan spelen. Het zal de minister
toch bekend zijn dat de landmeter slechts kadastrale
grenzen kan uitzetten. Dat zijn grenzen, die destijds
als eigendomsgrenzen door de toenmalige partijen
zijn aangewezen en door de landmeter zijn ingemeten
en als zodanig in het kadastrale archief verankerd
liggen. Het zijn deze kadastrale grenzen die de land
meter aan partijen kan aanwijzen en het is nu uit
sluitend aan partijen voorbehouden om deze grenzen
als eigendomsgrenzen te accepteren. In mijn vorig
artikel (zie N.G.T. blz. 76) heb ik een aantal voor
beelden gegeven van veranderingen die in de zake
lijke rechtstoestand van onroerende goederen buiten
publikatie om, kunnen optreden. Daardoor is het
heel goed mogelijk, dat in dergelijke gevallen de
kadastrale grenzen en de eigendomsgrenzen niet
samenvallen.
In art. 357a wordt voorgeschreven dat in het alge
meen iedere grens op het terrein wordt onderzocht
m.b.v. de bestaande gegevens en dat over iedere
grens contact wordt opgenomen met de eigenaren.
Opmerkelijk is dat „de vaststelling van de eigen
domsgrenzen" uit art. 357 hier afgezwakt wordt tot
„het onderzoek.van de grenzen". Nog steeds is het
niet duidelijk waar de minister met de hermeting
naar toe wil. In dit artikel wordt tevens voorge
schreven, dat alle besprekingen met partijen over de
grenzen van hun eigendommen door de landmeter
worden gevoerd. Afgezien van het feit dat hier het
begrip grens weer vervangen wordt door eigendoms
grens, is het duidelijk dat als het werkelijk bespre
kingen zijn over eigendomsgrenzen, deze het beste
tussen partijen en de landmeter kunnen worden
gevoerd. Betreft het echter mededelingen aan par
tijen over b.v. het samenvallen van kadastrale
grenzen met de terreinafscheidingen of het feit dat
een kadastrale grens is uitgezet, dan kan dat heel
goed namens de landmeter door de metende ambte
naar gedaan worden.
Een merkwaardig voorschrift bevat art. 357b, lid 1
herkaartering met gebruikmaking van bestaand
veldwerk is in het algemeen alleen toegestaan bij
goed veldwerk van meerdere, gelijktijdig ingemeten
grenzen. De betekenis van deze regel is volkomen
duister; de achtergrond ervan is geheel zoek. Mij
dunkt dat iedere goed ingemeten grens (b.v. in het
R.D.-systeem) in principe voor herkaartering in
aanmerking komt, de eis van „meerdere gelijktijdig
ingemeten grenzen" is daarbij niet relevant. Het
lijkt mij beter deze zaak rustig aan de verantwoor
delijke landmeter over te laten. Ook art. 357b, lid 2
ngt 73
121