geeft een nogal vreemd voorschrift. Onzichtbare
hypotheekgrenzen, binnenkort vervallende (eigen-
doms)grenzen, onzichtbare gemeentegrenzen, gren
zen van beklemrecht, consortgrenzen, enz. kunnen
door middel van uitpassing van het oude plan op
het nieuwe plan worden overgebracht in de gevallen
dat geen bruikbaar veldwerk voorhanden is. Het is
onbegrijpelijk dat deze grenzen door de minister van
minder belang geacht worden dan de andere grenzen
immers juist van deze grenzen, die toch eigendoms-
grenzen zijn, zijn geen veldwerken (en dus geen
technische gegevens) voorhanden en zij kunnen voor
de zakelijk gerechtigden toch van het grootste be
lang zijn. Hebben de zakelijk gerechtigden helemaal
geen stem in het kapittel of deze grenzen wel of niet
in het terrein worden uitgezet? Beslist de landmeter
geheel zelfstandig?
De minister blijft nog volharden in het kiezen van
verkeerde uitgangspunten getuige het artikel 358
dat luidt:
1. „De eigendomsgrenzen waarvan kwalitatief
goed veldwerk bestaat, waaromtrent de land
meter na onderzoek op het terrein oordeelt dat
geen afwijking van het bestaande veldwerk kan
worden verwacht, worden aangeduid.
2. Ook bij deze grenzen worden steeds partijen be
trokken in het resultaat van het onderzoek naar
de ligging der grens, zoals deze volgt uit de voor
handen gegevens."
Mijnerzijds volgen hierbij een paar kanttekeningen.
In de eerste plaats beslist de landmeter blijkbaar of
de grenzen die op kwalitatief goed veldwerk voor
komen (nog) de eigendomsgrenzen zijn. In de tweede
plaats worden partijen niet in het onderzoek be
trokken, maar wordt aan hen slechts het resultaat
van het onderzoek meegedeeld. In de derde plaats
is de tussenzin in het eerste lid overbodig; in de
omstandigheden die het artikel schetst past juist
het maken van het voorbehoud niet.
Voor de derde maal ontvangen de rechthebbenden
bericht over de hermeting en nu van de landmeter.
Deze roept volgens art. 360 de in de kadastrale
legger voorkomende rechthebbenden op tot het ter
plaatse aanwijzen of in ogenschouw nemen van de
eigendomsgrenzen. Als start, om de landmeter met
de mensen in contact te laten komen, is dit voor
schrift wel acceptabel, maar de landmeter dient te
bedenken dat de besprekingen over de grenzen met
de zakelijk gerechtigden gevoerd moeten worden.
Deze zakelijk gerechtigden en de in de kadastrale
legger voorkomende rechthebbenden zijn niet altijd
dezelfde personen.
Er volgen nu enkele nogal wijdlopige artikelen (362
t/m 368) die het eigenlijke grensonderzoek behan
delen. De landmeter krijgt daarin een aantal strin
gente instructies, hoe hij in de voorkomende ge
vallen dient te handelen. Ook hierbij hanteert de
minister, zoals zal blijken, niet altijd de juiste uit
gangspunten.
Art. 362, lid 1 luidt: „Bij het grensonderzoek wijzen
de beide partijen aan de landmeter de grens aan,
waarvan zij verklaren dat het de eigendomsgrens is.
Als die aanwijzing eensluidend is, neemt de land
meter de aangewezen grens als kadastrale grens in
het hermetingsveldwerk op, behoudens het bepaalde
in het hierna volgende artikel". Bij dit voorschrift
gaat de minister er van uit a) dat partijen aanwijzen
en b) dat de aangewezen grens de eigendomsgrens
is. Over beide punten de volgende opmerkingen:
Partijen zijn in het geheel niet verplicht om op een
door de landmeter gekozen tijdstip (tijdstip van
hermeting) hun eigendomsgrenzen aan te wijzen,
omdat er eenvoudig geen enkele wetsbepaling be
staat die tot deze aanwijzing verplicht. Ook ont
breekt dus iedere vorm van sanctie als niet wordt
aangewezen. Partijen kunnen dus de aanwijzing
zonder nadelige gevolgen ervan te ondervinden,
weigeren. Bovendien is het mogelijk dat partijen
niet in staat zijn de eigendomsgrens aan te wijzen
(b.v. door onbekendheid) en zich zonder meer aan
de kadastrale grenzen refereren en verder iedere
aanwijzing achterwege laten. Tenslotte kunnen par
tijen nog verklaren dat zij van de landmeter ver
wachten dat hij die objecten meet en vormt, die hen
rechtens (dus volgens het geldend recht) toekomen
en dan geen verdere aanwijzing doen. Door dit
voorschrift dreigt de landmeter wel afhankelijk te
worden van partijen wat betreft de voortgang van
het werk; hier wordt dezelfde fout gemaakt als des
tijds in het wetsontwerp op de grensregeling nl. dat
de landmeter afhankelijk wordt van het wel of niet
doen van bepaalde acties van partijen. Wijzen par-
122
ngt 73