dienstbaarheid. Tot hoever moet het waken nu gaan?
Maar er dringen zich nog heel andere vragen op.
Moet de benadeling van rechten van iedere belang
hebbende afgewogen worden t.o.v. de overge
schreven stukken, de bekende kadastrale toestand,
de bezitstoestand? Of is het geldend recht bepalend
dat dus kan afwijken van het ingeschreven recht?
Zo ja, uit welke voorschriften blijkt dat dan? Wat
te doen als „rechten van iedere belanghebbende"
tegenstrijdig gericht zijn? Omvat het woord „rech
ten" meer dan de bekende zakelijke rechten (b.v.
de belangrijke bezitsrechten)?
Enkele korte opmerkingen over de
paragrafen 31 t/m 33
31 Technische uitvoering van de hermeting
In art. 369 staat dat de technische uitvoering van de
hermeting geschiedt, als daartoe niet anders is be
paald, naar de aanwijzingen van de H.T.W. en dat
tevens de voorschriften betreffende o.a. vorming
van percelen, opneming te velde, veldwerken, hulp-
kaarten en grootteberekening zoals die voor de ge
wone dienst gelden, mede van toepassing zijn. Dit
laatste gedeelte is in z'n algemeenheid niet juist. Er
bestaan nl. grote verschillen tussen de behandeling
bij de gewone dienst en bij de hermeting op de
onderdelen: opnemingen te velde, veldwerken,
hulpkaarten en grootteberekening. De I.K. schrijft
dit n.b. zelf voor!
In art. 369a daalt de minister zover in details af dat
hij zelfs een voorschrift geeft voor het samenstellen
van een hulpschets, een stuk dat tijdelijk gebruikt
wordt en daarna wordt vernietigd. Dit doet mij
denken aan een onderwijzer van een lagere school
die zijn leerlingen instructies geeft hoe zij bij het
maken van hun sommen hun kladblaadjes moeten
beschrijven. Dit belachelijke voorschrift moet de
minister maar gauw intrekken; hij late dit soort
werkzaamheden rustig aan de landmeter over.
32 Kaartering en afwerking van het bijblad
In art. 374 geeft de minister geen duidelijk antwoord
op de vraag of de nieuwe kadastrale plans als
eilandenbladen of als raamkaarten kunnen worden
aangelegd. Moet daaruit de conclusie getrokken
worden dat beide soorten bladen mogelijk zijn?
33 Verdere afwerking van de hermeting
Het is te betreuren dat in deze paragraaf die voor
namelijk handelt over de technisch-administratieve
verwijzing van de hermeting, de minister een aantal
minder geslaagde regels geeft, die het geheel ver
sluieren en de latere raadpleging bemoeilijken. Het
systeem van de technisch-administratieve verwijzing
dat voor de gewone dienst geldt, is één der beste
onderdelen van de landmeetkundige dienst. Daarom
had de minister er niet aan moeten tornen. Door
de regels van de minister worden niet minder dan
een zevental afwijkingen met betrekking tot het op
maken van de hulpkaarten en de bijwerking inge
voerd (waarbij b.v. een zwarte lijn op de hermetings-
hulpkaart een dubbele functie krijgt!?).
Beter is het de gewone verwijzingsregels toe te
passen, waardoor het uitstekende verwijzings
systeem gehandhaafd blijft.
Nabeschouwing
De verwachting die ik aan het slot van het vorige
artikel (zie N.G.T. blz. 76) heb geuit nl. dat de
minister er in zou slagen met hermeting de gebreken
die bij de gewone dienst waren ontstaan, op te hef
fen, is niet geheel uitgekomen. Door niet steeds de
juiste uitgangspunten te kiezen, de landmeter veel
zelf te laten besluiten en niet te regelen wat, gezien
de praktijk, geregeld had moeten worden, heeft de
minister veroorzaakt dat de hermeting op verschil
lende manieren wordt uitgevoerd. Het hangt veelal
van de verantwoordelijke landmeter af hoe de her
meting behandeld wordt met het gevolg dat geen
homogene resultaten voor het gehele land ontstaan.
Op dit punt wijken de resultaten van de hermeting
niet af van die van de gewone dienst!
Zeker, er komen als resultaat van de hermeting
betere kaarten tot stand en mede daardoor betere
grootten van de percelen. Hierin moet dan ook
maatschappelijk het grote nut van de hermeting
gezien worden. Zou dit het enige doel van de
hermeting zijn (en dat suggereert art. 352 toch) dan
zou met een veelal zuivere technische hermeting
volstaan kunnen worden.
Maar de minister heeft gepoogd verder te grijpen.
Met het aankondigen van de hermeting door de
burgemeester en het hoofd van het bureau en het
ngt 73
125