Congres „Onderwijs en Onderzoek in de Geodesie" van de eigenvectoren zal later aangetoond worden. De berekening van eigenwaarden is een nogal inge wikkelde zaak. Als er geen correlatie is dan is de variantiematrix een diagonaalmatrix. De eigen waarden zijn dan gelijk aan de hoofddiagonaal- elementen, de halve aslengten van de bijbehorende hyperellipsoïde zijn dus gelijk aan de vierkants wortel uit de hoofddiagonaalelementen. Stel, dat we de correlatie in de matrix (G) nul stellen. De nu verkregen matrix vatten we op als een ver vanger voor de oorspronkelijke matrix (G). Deze diagonaalmatrix vervangt de oorspronkelijke ma trix (G) en wordt daarom vervangingsmatrix ge noemd. Js y3 1.35 0 0 0 0 1.35 0 0 0 0 1.35 0 0 0 0 1.35 Vervangingsmatrix (H) Voor de vervangingsmatrix zal verder de letter H gebruikt worden. Omdat de diagonaalelementen van gelijk zijn is de standaardhyperellipsoïde een hypersfeer. De straal hiervan is 1.35 1.16 cm. De puntsstandaardellipsen die uit de vervangings matrix berekend zijn, zijn even groot als die uit (G). De relatieve standaardellips van de punten 3 en 5 berekend uit H is groter dan die berekend uit G, zie figuur 2b. 3 Beoordeling van vervangingsmatrix Is de vervangingsmatrix nu een goede keuze geweest? Allereerst merken we op dat de standaardhyper ellipsoïde berekend uit (G) groter is dan die be rekend uit immers de straal van de hypersfeer is kleiner dan de halve aslengte van de grote as van de standaardhyperellipsoïde. De vervangingsmatrix geeft dus een te optimistisch beeld van de werke lijke situatie en is dus niet goed gekozen. Immers standaardafwijkingen van grootheden die een functie zijn van de coördinaten van de punten 3 en 5 geven een te gunstig beeld als deze berekend wor den met deze vervangingsmatrix. We zeggen daar om dat de matrix (G) „slechter" is dan de ver vangingsmatrix Dit komt dus eigenlijk omdat de straal van de hypersfeer, berekend uit H, kleiner is dan de halve grote as van de standaardhyper ellipsoïde, ofwel: {aslengte halve grote as}2 2.25 {straal hypersfeer}2 1.35 1 Aangetoond kan worden dat als de grootste eigen waarde Amax van de matrix (G)-KH) groter is dan 1, dat dan (G) „slechter" is dan (H). Deze eigenwaarden worden op dezelfde manier be rekend als bij de bepaling van de aslengten van de standaardhyperellipsoïde. De eigenwaarden zijn die waarden van A waarvoor det (G) 1(H) nul wordt, dus de eigenwaarden volgen uit: r 1.35 0 0.90 0 0 1.35 0 0.90 0.90 0 1.35 0 0 0.90 0 1.35 A '1.35 0 0 0 0 1.35 0 0 0 0 1.35 0 0 0 0 1.35 Voor de grootste eigenwaarde vonden: wordt ge- De grootste eigenwaarde is precies gelijk aan het quotiënt van het kwadraat van de halve grote as met het kwadraat van de straal van de hypersfeer. Omdat Amax 1 geldt dat de matrix (G) „slechter" is dan (H). Hoewel de berekening van de eigenwaarden van deze vervangingsmatrix (H) zeer eenvoudig is, is door de verwaarlozing van de correlatie een essen tieel deel van de informatie verloren gegaan. Boven dien was te „klein" gekozen. Als de diagonaal elementen van (H) groter dan 2.25 gekozen waren dan was (G) „beter" dan (H) geweest, d.w.z. dat als standaardafwijkingen van grootheden die een functie zijn van de coördinaten van de punten 3 en 5 berekend worden met (H) deze altijd groter zullen zijn dan als ze met (G) berekend zouden worden. y 3 *3 *5 *3 5 *5 0 'bnfiY 2.25 L35 ngt 73 109

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 5