Men moet gegevens kunnen uitwisselen op basis van uniform materiaal. Internationaal overleg Prof. Ormeling pleit voor een beter contact tussen geodeten en kartografen en constateert dat het al moeilijk blijkt om landelijk tot overeenstemming omtrent een uniforme kaart te komen. Niettemin acht hij ook contact met het omringende buitenland noodzakelijk en hij vraagt of dit overleg er ge weest is. Hij verwijst naar de internationale contacten op het gebied der ruimtelijke ordening speciaal t.a.v. planologie en kartografie, waarbij ook gestreefd wordt naar een karto- grafisch uniforme weergave van ruimtelijke ordening. Hij kan zich een soortgelijk overleg voorstellen ten aanzien van een basiskaart als waarmee de commissie zich bezighoudt. De voorzitter antwoordt dat er af en toe wel informeel met de een en ander gepraat is door individuele commissieleden maar dat geen echt overleg met het buitenland heeft plaats gevonden. In een dergelijk overleg zou dan trouwens het gehele gebied van de kartografie wel moeten worden be trokken. Prof. Witt voegt daar aan toe dat voor ons als dicht bevolkt land de urgentie het grootst is. Hij ziet niet zoveel in dit overleg omdat anderen hoogstens denken aan een kaart 1:5000 voor het gehele land. Een uniform kaartwerk 1:2000 spreekt hun nauwelijks aan, laat staan 1:1000. Prof. Orme ling blijft niettemin van mening dat dit toch eens gepeild zou moeten worden. Digitalisering Op een vraag van de voorzitter over hoe de zaal denkt over gewenste vernieuwingsintervallen etc. waarschuwt de heer Tienstra tegen een soort landmeetkundige inteelt door al te veel geodetisch geharrewar en beïnvloeding van landmeet kundige zijde over kaartinhoud, nauwkeurigheden etc. De heer Mol heeft in principe waarschijnlijk weinig belang bij de Groningse kaart maar wil wel uniforme voorschriften om daardoor in Zeeland van de grond te kunnen komen. Tienstra is bang dat men op een of andere manier in één klap tracht te komen tot een nieuw algemeen kaartwerk voor Nederland en acht dit onmogelijk. Hij is het wel eens met de behoefte aan een algemeen referentie-kader. Kwalitatief zijn er nauwe lijks problemen. Alle mogelijke kaarten kunnen geleverd worden maar de problematiek zit bij de kwantiteit. Hij breekt een lans voor een digitaal systeem dat gegevens naar behoefte kan verstrekken en dat ook weinig problemen geeft t.a.v. de schaal, de vernieuwing enz. De heer Van Wely antwoordt dat ook de commissie op den duur wel digitalisering verwacht, maar pas geleidelijk aan. Men moet dit zien als een kwestie van overgang. De heer Tienstra acht het toepassen van een ander systeem, ook in een overgangsfase, onjuist en hij beschouwt dit louter als tijdverlies. Hij acht voor een landelijke opzet een digitaal systeem het enig juiste. Prof. Witt vindt dat het laatste woord over digitaal kaarteren nog lang niet gezegd is; de hele zaak is nog volop in studie getuige het grote aantal recente publikaties. Hij acht de goede ervaringen bij waterstaat nog niet maatgevend. De heer Tienstra acht het digitale systeem reeds nu universeel bruikbaar. Technisch zijn er geen problemen en kunnen alle vragen beantwoord worden. Ook de cijfers van de heer Aalders duiden duidelijk op een produktie-versnelling. De heer Van Roermond is het goeddeels wel met Tienstra eens maar acht het wegens de hoge investeringen budgetair niet mogelijk op deze wijze te starten. Toch zal er ergens nu begonnen moeten worden met het maken van de basiskaar- ten waaraan zo'n grote behoefte bestaat en voorlopig moet dat dan maar anders, al behoeft dit het gebruik van de reeds nu bestaande mogelijkheden tot digitaal kaarteren geenszins uit te sluiten. Hij acht deze hele problematiek belangrijk ge noeg voor bespreking te zijner tijd in een eventuele coördi natie-raad. Tienstra acht ook de hoge investeringen niet zo'n bezwaar omdat er links en rechts al zoveel geld aan kaartenmaken wordt uitgegeven. Het zal echter wel moeilijk zijn om een voldoende groot deel van dit verspreid uitgegeven geld in één pot te krijgen, maar dezelfde moeilijkheid treedt op bij grafische kaartvervaardiging. Kaartinhoud Bladformaat De heer Roosma is niet zo enthousiast over de voorgestelde kilometerruiten en wil een lans breken voor het internationaal gehanteerde A.l-formaat als buitenwerkse maat van het blad. De voorzitter merkt op dat de commissie zich niet over het bladformaat heeft uitgesproken maar wel over het formaat van de hoeveelheid kaartbeeld (per blad). De heer Claessen wijst op de correlatie met de leidingenregistratie. De A-for- maten passen ook slecht als men een verbinding wil leggen met andere kaarten zoals bijv. de topografische kaart 110.000. Men komt dan weer tot een ander formaat dat ook niet een A.l-formaat is. De commissie meende uit de bestaande mogelijkheden de beste keuze gedaan te hebben, maar zoals bij alle andere punten heeft ook hier de klant natuurlijk een belangrijke inspraak. Prof. Koeman acht de gedane keuze de beste omdat daardoor zoveel mogelijk kaartbeeld op een blad wordt af gebeeld. Zou men bij een beeldmaat 50x50 toch een A.l- formaat aanhouden dan krijgt men meer open veld per blad. De voorgestelde opzet geeft meer topografie op dat ene blad en dus minder kaarten in de kast. De heer Claessen merkt nog op dat bij digitalisering dit probleem zou komen te ver vallen. Behoefte aan thematische gegevens Prof. Ormeling heeft begrepen dat de inhoud van de kaart zal zijn afgestemd op de in het terrein zichtbare topografische gegevens. Hij twijfelt echter of de gegevens die wij sinds jaar en dag op topografische kaarten afbeelden nog wel functio neel zijn. Zijn er geen andere gegevens belangrijker? Zoals bijvoorbeeld de hoogte en de functie van gebouwen? Alge meen zou hij willen stellen dat men rekening moet houden met de toenemende behoefte aan thematische gegevens. De voorzitter merkt op dat de commissie niet werkt aan een topografische kaart maar aan een basiskaart met een mini male hoeveelheid gegevens; verdere aanvulling is aan de ge bruiker. De heer Van Roermund wijst erop dat de nieuwe topografische kaarten 125000 meer gegevens over gebouwen, terreinbestemmingen etc. zullen bevatten. Hier gaat het echter om een basiskaart. Bladindeling en schalen T.a.v. de bladindeling van de basiskaart wijst prof. Koeman 154 ngt 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 28