A is een verzekerd punt, B is het opstelpunt van de
Distomat.
De meetfout van de Distomat, die 1 cm op 600
meter bedraagt, wordt nu theoretisch terruggebracht
tot 90/600 x 1 0,15 cm in de berekende afstand
tussen de pijlers.
Daarbij komen nog de andere invloeden waarvan de
centreerfouten in A en C de voornaamste zijn.
4. Verwerking van detailmetingen
Bij de detailmeting worden de waarnemingen (hori
zontale en verticale hoekmeting en afstandmeting)
in een hiervoor ontworpen formulier ponsdocu
ment) genoteerd.
Deze formulieren gaan vergezeld van de terrein
schetsen naar de rekenkamer, waar de coördinaten
van de standplaats en de gebruikte oriënteringspun-
ten worden opgezocht (of berekend uit de bijge
voegde grondslagmeting) en ingevuld op de formu
lieren in de daarvoor bestemde ruimte.
Verder wordt nagegaan of de formulieren volledig
en duidelijk zijn ingevuld naar de normen van de
ponskamer. Als dit het geval is, gaan de formulieren
naar het Gemeentelijk Rekencentrum (G.R.C.)
waar de meetgegevens van de ponsdocumenten
worden overgebracht op ponskaarten. Deze pons
kaarten vormen tesamen de invoer voor het com
puterprogramma „TWR1AF", waarmee in 3 a 4
minuten de rechthoekige coördinaten worden bere
kend uit de polaire gegevens. De transformatie van
de poolcoördinaten tot rechthoekige coördinaten
sluit aan op de toekomstige situatie waarin detail
punten in een geheugenbestand in coördinaten be
waard zullen zijn.
Voorlopig moeten al deze coördinaten nog op de
tekenkamer worden verwerkt met de coördinato-
graaf. Boven het polair karteren geeft dit de gelegen
heid om de meting uit te breiden tot afstanden die
de mogelijkheid van de poolcoördinatograaf, die
vooral bij karteren op de schalen 1 200 en 1 500
beperkt is, te boven gaan.
Ook de bladgrenzen spelen nu geen rol meer. De
verwerking van de polaire gegevens zoals deze van
uit de buitendienst op de rekenkamer binnenkomen,
vraagt vrijwel geen tijd, mits de formulieren accu
raat zijn ingevuld. Op dit punt worden de formu-
lieren nagezien en eventueel verbeterd. Dit kan wel
eens wat extra werk en tijd vragen. Naarmate men
in de praktijk van de buitendienst meer computer-
minded wordt, blijkt dit echter uitstekend te gaan.
Het vraagt echter wel meer verantwoordelijkheid
en accuratesse van de secretaris in de buitendienst
dan vroeger al van deze verwacht werd. Dit facet is
zeker als een functieverzwaring van de meetassistent
te zien.
De meeste tijd op het Rekencentrum wordt inge
nomen door het ponsen en controleponsen; bij een
grote hoeveelheid werk (1000 of meer punten) kan
dit wel eens uitlopen tot een week. Gemiddeld vari
eert de tijd op het Rekencentrum van 2 tot 5 dagen.
Bij elkaar kan maximaal 2 tot 3 weken verlopen en
minimaal moet altijd op 3 dagen gerekend worden
als tijdsduur van het moment dat de meting vanuit
de buitendienst binnenkomt op de Rekenkamer tot
het moment waarop de rechthoekige coördinaten
berekend zijn.
5. Slotopmerkingen
We verkeren nu nog in het stadium dat het eigen
lijke computerwerk omgeven wordt door te veel
menselijk handelen. Het vele ponswerk zou ver
meden kunnen worden door het gebruik in de bui
tendienst van mark sensing kaarten, dit heeft echter
het bezwaar dat de gegevens dan niet direct terug
leesbaar zijn. Ook het met de hand kaarteren van
de berekende rechthoekige coördinaten staat in geen
verhouding tot het computerwerk en betekent voor
de tekenaars beslist geen vergroting van arbeids
vreugde.
Deze toestand is echter kenmerkend voor de over
gangsfase waarin we momenteel nog verkeren.
De gang van zaken, zoals in dit artikel beschreven,
is slechts een zeer bescheiden voorloper van de toe
komstige automatisering, zoals deze verwezenlijkt
moet worden in het ARTOL-project.
Deze ontwikkeling vergt een langdurig moeizaam
proces, dat zeker het zwaarst zal wegen voor de
mensen die daar slechts zijdelings bij betrokken
zijn en vaak niet het hoe en waarom van de ver
anderingen kunnen overzien.
190
ngt 73