kolommen het normale hoekmeetformulier weer.
In de zesde kolom worden zowel het gemiddelde
van de herleide richtingen genoteerd, als ook de
gemeten afstanden. Achter de gemeten afstand
wordt de eventueel gemeten hellingshoek geplaatst
(kolom 7) en in kolom 8 de temperatuur waaronder
de meting plaats vond.
In kolom 9 wordt de som van alle correcties ge
plaatst, dat wil zeggen, de eventuele meteocorrectie,
de hellingscorrectie en de stereografische correctie.
De gecorrigeerde afstand wordt in kolom 10 geno
teerd en kan nu in de berekening worden opge
nomen. De kolom 11 tenslotte geeft de waarnemer
de gelegenheid zijn opmerkingen bij de meting te
plaatsen, b.v. signaalsterkte.
De tweede Distomat wordt zoals reeds gesteld ge
bruikt voor detailmetingen. Speciaal bij de inmeting
van boscomplexen blijkt de voerstraalmethode tijd
besparend te zijn. Ieder plantseizoen worden onge
veer 1000 ha grond met bomen en struiken ingeplant.
Dit gebeurt zowel in smalle stroken als op hele
kavels (40 ha per kavel). Zo spoedig mogelijk na de
inplant wil de afdeling beplantingen de revisie
tekeningen van deze bossen hebben, waarbij tevens
oppervlaktegegevens worden gevraagd. Zodra de
inplantingswerkzaamheden zijn afgelopen en de
kavel weer enigszins goed begaanbaar is geworden,
gaat een meetploeg van drie man dit beplantings
object inmeten. De ploegchef kiest in het object
enige punten van waaruit hij de hele kavel met de
voerstraalmethode moet kunnen inmeten. Door
over deze punten een polygoon te meten kunnen de
coördinaten van deze opstelpunten worden bepaald.
De detailmeting volgt direct op de hoek- en lengte
meting voor de polygoon. De ploegchef is vooraf
met de meetassistenten door het terrein gelopen om
aanwijs te geven wat ingemeten moet worden door
de prismadrager. De ploegchef en een meetassis-
tent verzorgen de opname van de gemeten hoeken
en lengten. Daarnaast hebben ze de taak een code
ring voor ieder gemeten punt vast te stellen. De
tweede meetassistent loopt met een prismastok door
het terrein en stelt deze op, daar waar een detail
punt moet worden gemeten. Voor een goed contact
tussen prismadrager en ploegchef maken we ge
bruik van portofoons die van de PTT worden ge
huurd.
In geval van nood kan via deze portofoon contact
gezocht worden met het kantoor en via deze centrale
met het landelijk telefoonnet.
De meetresultaten worden niet op een hoekmeet
formulier genoteerd maar op een ponsdocument
(zie fig. 2). Het voordeel hiervan is dat deze kaarten
rechtstreeks naar de ponstypiste kunnen worden ge
stuurd. De indeling is zodanig dat er op een een
voudige wijze ponskaarten van kunnen worden ge
ponst. Het ponsdocument is als volgt ingedeeld:
Geheel boven worden de coördinaten van het opstel-
punt geplaatst met het betreffende puntnummer
(Sk 1). Daaronder bij GEG.B schrijft men de af
stand tot een ander bekend punt met daaronder nog
de coördinaten van dit zelfde richtpunt en het num
mer. Achter A->B= (Ro) wordt de richting ge
schreven die gemeten wordt tussen het opstelpunt
en het oriënteringsrichtpunt. Onder Richting(AP)
en Afstand(AP) worden respectievelijk de rich
tingen en de afstanden naar de detailpunten geno
teerd. Daarachter wordt een codering van het ge
meten punt vastgelegd.
5. Automatisering
De invoering van een ponsdocument heeft ten doel
gehad een aantal routineberekeningen door de com
puter over te laten nemen.
Bij de R.Y.P. staat een computer van Bull-General
Electric, de zogenaamde Gamma 10. Deze machine
is speciaal geschikt voor administratief werk en
financiële berekeningen. Een type computer dat
slechts zelden voor landmeetkundig rekenwerk zal
Fig. 1. Formulier voor grondslagmeting met de Distomat
..Z.-.E&xaéomJit,.
....jv.oA.ajjj.
ngt 73
195