n kaart waarin coördinaten en bijbehorende code nummers zijn geponst. Hier is duidelijk te zien waarom de volgorde bij het invullen van de codenummers geheel willekeurig mag zijn. Immers ieder codenummer krijgt zijn eigen coördinaat en gaat door de nieuwe ponskaart een eigen leven leiden. De zo gevormde stapel pons kaarten wordt gesorteerd, eerst op codenummer van het betreffende vak en daarna op volgnummer. De eerder aangehaalde willekeurige volgorde, waar in de punten mogen worden gemeten, wordt op deze wijze gecorrigeerd. Hierna gaan de nu in de goede volgorde liggende kaarten weer in de com puter samen met een programma voor de opper vlakteberekening. Hierbij berekent de computer de oppervlakte van ieder vak uit de opvolgende co- ordinaten volgens de trapeziumformules. De bere kende oppervlakten worden samen met het bij behorende vakcodenummer op papier afgedrukt. Een ogenschijnlijk lange procedure om tot een aan tal coördinaat- en oppervlakteresultaten te komen. De stapsgewijze opbouw van de berekening is ge heel te wijten aan de geringe geheugencapaciteit van de machine. De ponskaart wordt hier als extern geheugen gebruikt. Een voordeel is echter dat, in dien nodig, tussentijds in de berekening kan worden ingegrepen. Tevens is het mogelijk de voerstraal- methode en de meetlijnenmethode in deze bereke ningen samen te voegen. Het is duidelijk dat hier niet de meest optimale be rekeningsmethode gevolgd kon worden. Wel is hier mede aangetoond dat ook met kleine computers een redelijke automatisering is te bereiken. 6. Ervaringen Hoewel er bij de Rijksdienst voor de IJsselmeer polders slechts een geringe ervaring beschikbaar is tot nu toe, zijn er toch wel een aantal punten die direct in het oog springen. Bij de bepaling van de technische grondslag is de afstandsmeting geen tijdrovend werk meer en belast ze de ploeg tijdens de hoekmeting nauwelijks. Bij de detailmeting toont de Distomat bijzondere voor delen. Door het wegvallen van het vaak moeizaam opbouwen van een meetlijnengrondslag wordt een flinke tijdwinst gemaakt. Dit kan aan de hand van een proefmeting worden aangetoond. De meet- ploeg die tot nu toe met de meetlijnenmethode de meting van de bossen verrichtte, werd met de voer- straalmethode, de Distomat en de codering ver trouwd gemaakt. Hierna kreeg deze ploeg twee objecten te meten, welke goed met elkaar vergelijk baar waren voor wat betreft oppervlakte, bebossing en vakindeling. Beide objecten waren ruim 120 hectare groot. Technische grondslag was alleen aan de randen van elk object aanwezig. De meting van het object, met behulp van de meetlijnenmethode kostte 22 werkdagen en het andere object, gemeten met de voerstraalmethode, werd in 11 dagen inge meten. Voor de ploegen in de buitendienst dus een flinke tijdwinst, maar in de binnendienst zijn de voordelen minder duidelijk aan te geven. Wel worden de oppervlaktegegevens zonder veel werk verkregen, maar de kaartering zal veel meer tijd gaan vergen indien dit met een poolcoördinatograaf moet ge schieden. Voor de kaartering wordt echter gebruik gemaakt van een papierafslag uit de computer, waarop de voerstraalgegevens zijn omgezet in abscis en ordinaat op de oriënteringslijn. Duidelijk is dat zowel het werken met de Distomat, als de verwerking van de verkregen gegevens via de com puter, slechts een fase is in een ontwikkeling. In strumenteel zullen de automatisch registrerende instrumenten van steeds meer belang worden, waar bij de functie van secretaris komt te vervallen. Bij de verwerking van de automatisch verkregen ge gevens zullen de programma's aangepast moeten worden, zowel aan de nieuwe invoer, als ook aan een andere computer. O Ainus 0.75 g Quercus robur Fig. 3. Opmeting van bossen in de IJsselmeerpolders ~YV Pop. Rob. 4.5x5 alt. 1.5x2.5 AInus oxxo Cade ao/ Pop. Rob. 6x7alt. 15x2,5 AInus ox x x o coda ooZ 9« 1,5 Fr Pop. Oxford A.SxSalt aarlo a abies 1.5 Alnus Fagus alt 1.5x2,5 Alnps> 0.86 d ngt 197

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 23