De SM 11 in de praktijk H. Borgstein en H. W. van Eck 1. Inleiding Toen de redactie van het Nederlands Geodetisch Tijdschrift ons verzocht, om ten behoeve van een, aan de elektro-optische afstandsmeting gewijd, num mer van het tijdschrift onze ervaringen met de SM 11 op papier te zetten, hebben wij eerst wel even ge aarzeld. Praktijkmensen zijn nu eenmaal van nature niet zulke erge beste schrijvers. Bovendien is het niet uitgesloten, dat de door ons gevolgde methode - die overigens in de praktijk zeer goede resultaten geeft - ergens in strijd is met de één of andere theorie. De theoretici onder de lezers van dit artikel vragen wij dan ook alvast bij voorbaat om wat cle mentie. Toen de meetdienst van het ingenieursbureau Dwars, Heederik Verhey in 1971, als eerste in Nederland, de Zeiss SM 11 in gebruik nam, bleek er noch over het instrument, noch over de meet methodiek in de literatuur veel voorhanden te zijn. Enerzijds was dit een bezwaar: men kon zich aan niemand conformeren; anderzijds had dit positieve kanten: men was onbevooroordeeld, en stond open voor elk bruikbaar idee bij de ontwikkeling van een eigen systeem. 2. Het instrument Daar het instrument in een andere bijdrage wordt beschreven, zullen wij ons beperken tot wat losse opmerkingen. Het combineren van de afstands meter en de theodoliet in één instrument, maakt zeer efficiënt werken mogelijk. De batterij en het elektronisch gedeelte zijn in het instrument ondergebracht, wat lastige kabels over bodig maakt, en een snelle aflezing bevordert. Wel zijn hierdoor de afmetingen (en het gewicht!) van het instrument zodanig, dat de standplaatsen, indien enigszins mogelijk, per auto bereikbaar moeten zijn. Bovendien is het instrument door zijn afmetingen nogal windgevoelig. De bedrijfszekerheid van het instrument is groot: in de twee jaar, dat het bij onze dienst (zeer inten sief) in gebruik is, is er slechts éénmaal een storing in het elektronisch gedeelte voorgekomen, welke snel kon worden verholpen door de service-afdeling van de importeur. Daar men dient door te meten, totdat de batterij volledig leeg is, is het noodzakelijk, dat er altijd een geladen batterij voorhanden is. De nauwkeurigheid van de meting wordt bepaald door de meetploeg, en niet door het instrument; instrumentele fouten (maximaal ±8 mm) vallen in het niet bij afleesfouten, of lengtefouten ten gevol ge van een scheef opgestelde reflector. 3. Organisatie De werkzaamheden van het ingenieursbureau Dwars, Heederik Verhey strekken zich (afgezien van het werk, dat de afdeling Buitenland over de gehele wereld verricht) uit over heel Nederland. Dit houdt in, dat ook de meetdienst door het hele land werkzaam is. Teneinde de SM 11 overal inzet baar te maken, is dan ook gekozen voor één vaste bedieningsman voor het instrument, die van object naar object reist. Doelbewust is hiervoor een ervaren landmeetkundige ingezet: de landmeetkundigen, die - in overleg met het hoofd van de dienst - de SM 11 voor hun object te hulp roepen, hebben namelijk weinig ervaring met het instrument, en de veel gepropageerde „goede meethulp" als waarnemer zou dan ook in dit geval het optimaal gebruik van het instrument niet bevorderen. Door een ervaren landmeetkundige in te zetten, kan de opzet van de meting van tevoren worden doorgepraat, en even tueel worden gecorrigeerd. Tijdens de meting wijst de landmeetkundige, die Afb. 1. De SM 11 182 ngt 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 8