dat de standaardafwijking van de richtingsmeting groter is dan de aangenomen 7 dmgr. (Voor de lengten is een standaardafwijking van 1.5 cm aange nomen). Daarom is de vereffening opnieuw uitge voerd met een standaardafwijking van de richtings meting van 10 dmgr. De schatting van de variantie- factor van deze vereffening is 0.99; geen van de u'-grootheden leidde tot verwerpen van een waar neming, waarna het net aanvaard is. 4.3 Aansluiting aan de R.D.-punten van het net O ver loon Na de le fase van de vereffening kunnen coördina ten berekend worden ten opzichte van twee ge geven punten. Ten opzichte van deze punten kunnen de sluitvectoren van de overige gegeven punten be rekend worden. Deze sluitvectoren zijn in figuur 4 weergegeven. Teneinde de coördinaten van de punten op de rand van het net Overloon te kunnen vergelijken met de coördinaten van deze punten berekend in het net Bergen, is als basis de punten 7 en 11 gekozen. Uit figuur 4 blijkt dat de sluitvectoren van de punten uit het net Bergen een minder fraai beeld vertonen, aan sluiting op deze punten is niet acceptabel. Daar ook bekend was dat de R.D.-punten in het net Bergen niet zo goed sloten, is dit net bij de beschouwingen betrokken. Allereerst zijn de coördinaten van het net Bergen berekend ten opzichte van dezelfde basis 7-11. Hierdoor ontstaat in punt 3 een sluitvector die vergelijkbaar is met die van het net Overloon (zie fig. 5). Uit de figuren 4 en 5 blijkt dat er geen overeenstemming is tussen deze vectoren. Dit kan veroorzaakt worden door een fout in de meting van een van beide netten of door onderling slecht op elkaar sluitende R.D.-punten. Daarop is besloten de beide netten gezamenlijk te vereffenen; op deze wijze kan mogelijk het R.D.-punt (of de punten) dat niet goed voldoet gevonden worden (vergelijk het probleem Vinkeveen-Oukoop, zie [3]). Een aparte aansluiting van het net Overloon aan de R.D.-punten is niet uitgevoerd. 4.4 De vereffening van het net Overloon-Bergen Daar bij de meting al rekening gehouden was met de aansluiting van beide netten, gaf dit geen grote pro blemen. Alleen in de punten 3, 7 en 11 moesten de waarnemingen overgebracht worden naar één op- stelpunt. Als kansmodel is aangenomen voor de richtingsmeting een standaardafwijking van 10 dmgr en voor de lengtemeting een standaardafwijking van 1.5 cm. Het resultaat van deze totale vereffening van 188 voorwaarden en 890 waarnemingen was dat de lengten 3-251 en 3-31 zeer significant verworpen werden. In deze driehoek was een sluitfout van 18 cm. Na lang zoeken bleek dat in 1969 in het net Bergen een fout gemaakt was bij de verticale hoek meting waardoor de zijde 3-31 verkeerd is geredu ceerd hetgeen in een fout van 18 cm resulteerde. Deze fout is nu ontdekt daar ook de hoogtever schillen 251-3 en 251-31 bekend zijn. Na verbete ring van deze fout werd het gehele net aanvaard. De schatting van de variantiefactor van het totale net is 1.09. De voorwaarden op de naad van beide netten geven een goede controle op de ligging van de punten van het net Bergen, daar in deze voor waarden oudeen nieuwe waarnemingen voorkomen. Deze voorwaarden blijken goed te kloppen (a2 1.38 voor 11 voorwaarden) zodat kan worden aange nomen dat de punten op de rand niet verschoven zijn. 4.5 Aansluiting aan de R.D.-punten van het net O ver/oon-Bergen Na de coördinaatberekening zijn de sluitvectoren van de R.D.-punten berekend, zie figuur 6. Uit figuur 6 blijkt dat de sluitvectoren van de R.D.- Fig. 5. Vectoren net Bergen. Fig. 4. Vectoren net Overloon. 208 ngt 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 10