Voorstel voor de bladindeling, het formaat en de nummering van een Nederlandse grootschalige basiskaart C. Koeman In de discussies die op het ogenblik gaande zijn over grootschalige basiskaarten heeft de normali satie van een bladindeling die voor het gehele land toegepast kan worden niet veel aandacht gekregen. Daarom is de bijdrage van ir. Zeillemaker in het NGT, oktober '73, hoogst welkom.1) Over de normalisatie van de reeks schalen voor klein- en grootschalige topografische kaarten hoeft niet veel meer gediscusieerd te worden. Reeds jaren geleden is daarover in de Nederlandse vakliteratuur geschreven2) en de logica die in dat pionier-artikel vervat was heeft dermate zuiverend gewerkt dat de schalenreeks nu niet meer een bron voor menings verschillen vormt. Het schema 3 in bovengenoemd artikel is in Nederland vrijwel geruisloos aanvaard. De reeks bestaat uit de volgende moduli: 250, 500, 1000, 2000, 5000, 10000, 25000, 50000, 100000, 200000. Slechts met de schaal 1:200000 zitten we in Nederland in moeilijkheden, omdat NATO-af- spraken ons de schaal 1250000 opgeleverd hebben. Het ware te wensen dat het gesprek tussen vak genoten over de normalisatie van bladindeling en bladformaat ook reeds in de zestiger jaren op gang gebracht was. Omdat het gesprek daarover eigen lijk nu pas begint, nl. in de Commissie Groot schalige Basiskaart èn met het artikel van Zeille maker bestaat de kans dat er straks een te haastige beslissing genomen wordt. Als bijdrage aan de discussie en in zekere zin als tegenwicht van het artikel van Zeillemaker bied ik onderstaande be schouwing aan. Geen van de twee voorstellen voor een genormali seerde bladindeling, formaat en nummering, zoals door Z. gedaan, zijn geschikt voor een landelijke grootschalige basiskaart. Ook het voorstel, gedaan in het Interimrapport van de Commissie Groot schalig Basiskaart3) verdient naar mijn mening geen aanbeveling. Bladformaat, schaal en bladindeling staan met elkaar in verband. Bladindeling (nl. aantal bladen) en schaal zijn van elkaar afhankelijk volgens de reden van een meetkundige reeks en het ware te wensen dat men het bladformaat ook op zo'n wis kundig verband zou baseren. In dat geval maakte het door mij hierbij ingediende voorstel meer kans om als het landelijke stelsel aangenomen te worden. De redenering waarmee Z. tot een globaal blad formaat komt is mij zeer sympathiek: hij pleit „voor een menselijke maat, een bij de mens passende maat", waarbij hij tot het rechthoekig liggend for maat komt. Het vierkante formaat van de Com missie GBK wordt dus verworpen. Indien Z. nog één stapje verder was gegaan in zijn niet-exacte redenering tot vaststelling van het globale formaat, dan zou hij de „Gulden Snede", de verhouding hoogte breedte breedte (breedte hoogte) ge noemd hebben (bij benadering 2:3) en daarmee zeer dicht bij het door mij gewenste bladformaat van 62,5 x 100 cm gekomen zijn, waarmee ik ont slagen zou zijn van de morele plicht om mijn be zwaren tegen formaat en bladindeling volgens voor stel Z. op schrift te stellen. De redenering waarmee Z. tot de exacte maten van het bladformaat komt mist naar mijn mening een belangrijk element: de aanpassing aan het reeds bestaande bladindelingsysteem van de landelijke kaart op de schaal 1:10000. Met de breedte van 100 cm zitten we zowel in de stelsels Z. als in het stelsel van de landelijke 1:10000 goed. Helaas is met de hoogte (70 of 80 cm in de stelsels Z.) in het landelijke stelsel niet te werken. Bepaald ontsteld was ik bij het lezen van uitgangs punt m (het laatste bij Z.'s keuze van een exact bladformaat): „Het verband met de formaten van kleinschalige topografische kaarten (schaal 110000 en kleiner) is van minder belang. De huidige blad indeling van de in Nederland verkrijgbare klein schalige topografische kaarten biedt weinig aan knopingspunten." Wanneer we bedenken dat de bladindeling van de Nederlandse topografische kaarten sedert 1932 ge baseerd is op de kilometercoördinaten van het RD- systeem, waaraan ook de grootschalige topogra fische kaarten verbonden zullen zijn, krijgt die zin: ngt 73 C. Zeillemaker, Voorstellen voor de normalisatie van de bladindeling, het formaat en de nummering van groot schalige (1:2000 tot 1:500) topografische kaarten. Neder lands Geodetisch Tijdschrift, 3e jaargang no. 8, oktober 1973, blz. 159-165. 2) G. F. Witt, Kaartinrichting en Planologie. Tijdschrift voor Kad. en Landmeetk., 1959, blz. 261-268. 3) Interimrapport Commissie Grootschalige Basiskaart. Nederlands Geodetisch Tijdschrift, 3e jaargang no. 7, sep tember 1973, blz. 130-134. 212

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 14