Antwoord aan Prof. Koeman
als bladbegrenzing bestaan blijven. Dit argument
lijkt me niet zwaar genoeg om daarmee veertig en
meer jaren traditie over boord te zetten. (Tussen
haakjes: het gemak waarmee Z. over het vergroten
van kaarten spreekt roept bedenkingen op. Speelt
de beruchte verhouding schaal-identificatienauw-
keurigheid-grafische nauwkeurigheid vandaag de
dag geen rol meer? Ca. 20 jaar geleden werd in dit
verband de uitdrukking kartografische ketterij ge
bezigd.)
Het formaat 62,5 x 100 cm blijkt voorts nog beter
aangepast te zijn aan de genormaliseerde papier
formaten dan het door Z. verkozen formaat 80 x 100
cm, waarvan de aansluiting in de breedterichting
hoogte) „ideaal" zou zijn. De DIN normen
leveren voor A 0 het papierformaat 84,1 x 118,9
cm. Afgezien van het feit dat ik het formaat 80 x 100
cm, vanwege de moeilijk „berekbare" 80 cm geen
„menselijke maat" meer vind, heb ik graag een
decimeter papierruimte aan de onderkant om er
titel, legenda, bladwijzer, etc. op kwijt te kunnen.
Men kan dan in lange regels, horizontaal compo
neren, hetgeen uit grafisch oogpunt veel verkies
lijker is dan het aanbrengen van diezelfde categorie
gegevens aan de zijkant, zoals Z. voorstelt.
Tenslotte nog een opmerking, die eigenlijk als vraag
bedoeld is: Zal de genormaliseerde bladindeling
geen eigennamen voor de kaartbladen meer kennen?
Op de kadastrale plans wordt de naam van de
kadastrale gemeente, Sectie, Blad, vermeld. Bij ge
meentelijke kartografische diensten is het aantal
bladen niet onoverzichtelijk groot en kan men uit
het bladnummer wel onthouden waar het blad
binnen die gemeente ligt. Echter, het bladnummer
systeem, zoals door Z. voorgesteld, is niet „me-
moriseerbaar". Men heeft een sleutel nodig om te
weten waar ergens in Nederland het blad 355701,
schaal 11000 ligt. Is er niet veel voor te zeggen om
voor de bladen op schalen, groter dan 110000 de
eigennaam van het betreffende kaartblad 1:10000
als „kapstok" te gebruiken om daaraan een blad
nummer op te hangen? Ik doe deze suggestie als
alternatief voor het in bijgaande figuur gegeven
voorstel voor bladnummering.
C. Zeillemaker
Graag wil ik op het artikel van prof. Koeman rea
geren. Het geeft me ondermeer de gelegenheid om
een uitspraak die ik gedaan heb (uitgangspunt m uit
mijn artikel) nader toe te lichten. De redactie heeft
me verzocht om het niet te lang te maken.
Ik zal mede daarom niet op alle naar voren ge
brachte punten reageren, maar me beperken tot wat
mij de hoofdzaken toeschijnen. Dat zijn achtereen
volgens:
a. de integratie van klein- en grootschalige kaarten;
b. de ruitkruisjes;
c. de verhouding schaal-identificatienauwkeurig-
heid-grafische nauwkeurigheid.
ad a. De integratie van klein- en grootschalige
kaarten
Ten eerste. Zoals prof. Koeman terecht opmerkt,
staan schaal, indeling en bladformaat met elkaar
in verband. Voor de duidelijkheid wil ik het alge
meen aanvaarde schema van Goussinsky uit het
artikel van prof. Witt hier laten volgen (blz. 217).
In I constateren we schaalsprongen met een factor 2.
Hetzelfde is ook het geval in de reeksen II en III. De
overgangen van I naar II en van II naar III vertonen
steeds sprongen met een factor 2\. De schaalspron
gen verlopen dus niet regelmatig. Indien een kaart
blad van een bepaalde schaal uit de voorgaande
ngt 73
215