wordt afgeleid met factor 2, kunnen de bladen ont staan door een vierdeling, waarbij het formaat het zelfde blijft (vier bladen 1:25000 uit één blad 1:50000). Bij twee- of driedeling wijzigt het for maat. Hanteren we de kartografische regel dat het gewenst is om een voorgaande schaal te laten bestaan uit een geheel aantal bladen van de daarop volgende schaal, dan treedt er bij een schaalsprong met factor 2\ ook steeds een formaatsprong op. Wanneer we de zaak systematisch doordenken, uitgaande van de blad indelingen van de 50000, 25000 en 10000 en eindigend bij de grootschalige kaarten 2000 t/m 250, moeten we de schaal 5000 niet vergeten. Weliswaar bestaat er op dit moment geen uitgave 5000 die het gehele Nederlandse gebied beslaat, plaatselijk is ze echter wel aanwezig en het lijkt me niet onwaar schijnlijk dat de behoefte eraan in de toekomst gaat groeien. Het gelijk maken van de formaten 2000 en 1000 met de bestaande top-kaart 10000 (62,5 x 100) veroorzaakt moeilijkheden in die zin dat de 5000 niet kan worden opgebouwd uit een geheel aantal bladen 2000, hetgeen dus voortvloeit uit de ver velende schaalsprong 2\. Ten tweede. Het bladformaat van de topkaarten bestond reeds lang voor 1932. Hit de literatuur is mij niet gebleken, dat men bij de opzet daarvan de zaak heeft doorgedacht tot en met de grootschalige kaarten. Dat behoeft geen verwondering te wekken. Het zou onredelijk zijn te veronderstellen, dat men toen de huidige ontwikkelingen kon voorzien. Ondertussen is het gevolg dat de grootschalige sector met de brokken komt te zitten. Immers bij de schaal 1 000 mag het formaat nog een veelvoud zijn van 25 meter, bij 500 wordt dit 12,50 m en bij 250 wordt het 6,25 m. Dit is toch niet ideaal. Wan neer men de zaak los van de historie beziet zou niemand op deze maten gekomen zijn. ad b. De ruitkruisjes Bij de vervaardiging van grootschalige kaarten wor den door landmeetkundige diensten gegevens van elkaar overgenomen. Daarbij is sprake van eiland- kaarten (kadaster), strookkaarten(waterstaat, spoor wegen) en raamkaarten in allerlei soorten blad indelingen. Het overnemen geschiedt veelal door het kopiëren van calques. Een maatverdeling alleen langs de rand van het blad zal steeds opnieuw extra constructiewerk met zich meebrengen. Gelijk soortige redenen gelden indien het gaat over het vergelijken van gegevens op verschillende kaarten. Ruitkruisjes maken het mogelijk om gedeelten uit een kaartblad te snijden en deze met delen van an dere bladen te monteren tot een willekeurig ge oriënteerd nieuw kaartblad. Voorts wordt in de technische sfeer veel gewerkt met goedkope trans parante dragers die niet altijd maatvast zijn en zal men ook nog vele jaren te worstelen hebben met transparante kaartdragers die zijn aangelegd in de jaren dat de kwaliteit van deze dragers nog niet ideaal was. In deze gevallen zijn de mogelijkheden om ruit voor ruit te kunnen inpassen zeer gewenst. Tenslotte zijn de werkprocessen rond de kaart niet afgelopen wanneer een blad vervaardigd (gemuteerd) is door de landmeetkundige dienst. De kaarten worden door gebruikers als stedebouwkundigen, wegbeheerders en leidingtechnici benut om eigen gegevens in te kaarteren. Om al deze redenen moet een maatverdeling langs de bladrand ter vervanging van ruitkruisjes voor grootschalige kaarten worden afgewezen. Waarom de maat van 10 cm tussen de kruisjes? In de eerste plaats wordt dit thans alge meen toegepast. We zouden de aansluiting aan be staand (historisch!) kaartmateriaal missen, indien we over zouden gaan tot een andere maat. Op de veel toegepaste en gemakkelijke schaal 11000 (ge makkelijk vooral voor de gebruikers, omdat geen schaallat nodig is voor het ontlenen van maten) komt 10 cm juist overeen met één hectometer, welke na de kilometer het eerst in aanmerking komt als lo gische maat. Het kaartblad wordt zodoende een veel voud van hectaren (de topkaart 150000 is ook een veelvoud van km2; dat zal niet toevallig zijn; het is ook fraaier). Op deze wijze is de kaart bovendien uitstekend geschikt om statistische doeleinden te dienen. Bij de opzet van vierkantensystemen ge bruikt men in stedelijke gebieden ook de 100-meter- maat of veelvouden daarvan. ad c. De verhouding schaal-identificatienauw- keurigheid-grafische nauwkeurigheid Men zou deze geodetische trits eigenlijk nog met 216 ngt 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 18