Verslag SYMPOSIUM O.E.E.P.E. Op 12, 13 en 14 juni 1973 vond in Brussel het eerste sym posium van de O.E.E.P.E. (Organisation Européenne d'Etudes Photogrammétriques Expérimentales) plaats. De volgende landen zijn momenteel lid van deze organisatie: België, Italië, Nederland, Oostenrijk, West-Duitsland en Zwitserland. Verder waren er op het symposium vertegen woordigers uit Denemarken, Finland en Noorwegen. Deze drie landen en ook Zweden hebben inmiddels het lidmaat schap van de O.E.E.P.E. aangevraagd. Ruim 80 deelnemers uit de genoemde landen waren naar Brussel gekomen voor dit symposium met als onderwerp: „Experimental Research on Accuracy of Aerial Triangulation". Numerische bewerkingen van fotogrammetrische triangula ties hebben de laatste jaren geleid tot een grote toename in nauwkeurigheid en economie van deze methode van punts- bepaling. De vraag naar de relatie tussen de nauwkeurigheid enerzijds en het meet- en rekenproces, type camera en ligging van paspunten anderzijds wordt steeds belangrijker. Wel bestaan er reeds een aantal theoretische onderzoekingen op dit gebied, maar deze zijn alle gebaseerd op modellen die zowel mathematisch als stochastisch vereenvoudigd zijn. Experimentele onderzoekingen van deze vereenvoudigde theoretische modellen is een fundamentele noodzaak. Met het oog hierop zijn door de O.E.E.P.E. uitgebreide nauwkeurigheidsonderzoekingen uitgevoerd in het kader van een groot internationaal experiment. Het proefgebied heet Oberschwaben, 2500 km2, met meer dan 500 gesignaliseerde controlepunten, en bij de opname van dit gebied zijn 3 typen camera's gebruikt, een groothoek-, een supergroothoek- en een réseau-camera. De in totaal meer dan 1000 opnamen, alle op schaal 1:28000, vormen het meest uitgebreide materiaal dat ooit bij experimentele triangulaties is gebruikt. Research-centra uit alle 6 leden-landen hebben deelgenomen aan deze experimenten; het fotogrammetrisch instituut in Stuttgart onder leiding van Prof. Ackermann diende als „Centre Pilot". Met het waarnemingsmateriaal, verkregen uitsluitend via comparatormetingen, zijn verschillende reken- en vereffe- ningsmethoden onderzocht. Het resultaat hiervan, deels voorlopig, vormde het belangrijkste onderwerp van dit symposium. Hoewel het hier niet de plaats is de resultaten van deze experimenten uitgebreid te vermelden, wil ik toch enkele belangrijke conclusies globaal omschrijven. Grote precisie kan worden verkregen met fotogrammetrische triangulaties volgens de methode van de onafhankelijke modellen. In planimetrie, waarbij langs de rand van het blok paspunten op onderlinge afstand van een strookbreedte gegeven zijn, is de nauwkeurigheid voor blokken van 200 resp. 175 modellen 12,1 p. en 11,9 p. voor groothoek-opnamen en voor super groothoek-opnamen is het resultaat voor dezelfde blokken 15,4 p. en 14,0 p.. In hoogte, waarbij de onderlinge afstand tussen puntenrijen met gegeven hoogten zes modellen bedraagt, is de nauw keurigheid voor dezelfde blokken 200 resp. 175 modellen 15,9 p en 16,1 p voor groothoek-opnamen en voor super groothoek-opnamen 18,4 p en 22,6 p. Deze nauwkeurigheid voor planimetrie en hoogte zijn over eenkomstig de theorie bijna geheel onafhankelijk van de grootte van het blok. Een vergelijking tussen de groothoek en supergroothoekresultaten laat zien dat niet alleen de planimetrische nauwkeurigheid van supergroothoekopna- men 20% slechter is maar eveneens, geheel tegen de ver wachting in, geldt dit voor de hoogte. Bij deze experimenten is eveneens aandacht besteed aan het verschil in nauwkeurigheid tussen 60% en 20% dwarsover- lapping. De 60% dwarsoverlapping geeft niet die verhoging van nauwkeurigheid die op grond van theoretische onder zoekingen verwacht werd. Hoewel bovenstaande uitspraken slechts conclusies zijn van een éénmalig experiment, is het materiaal dermate omvangrijk dat de resultaten toch zeer opvallend zijn. Bij een vergelijking tussen verschillende vereffeningsmethoden bleek, indien uitgegaan werd van hetzelfde waarnemings materiaal, de comparatormetingen, de bundelmethode slechtere resultaten te geven (gemiddeld ongeveer 30%) dan de methode met de onafhankelijke modellen. Uit deze en uit voorgaande resultaten blijkt duidelijk dat de gekozen mathe matische en stochastische modellen het gehele proces vanaf de opneming niet voldoende nauwkeurig beschrijven. Een verfijning van de theorie zal noodzakelijk zijn. Hierbij zal, zoals ook uit de discussie bleek, vooral aandacht besteed moeten worden aan de „fouten" in één enkele opname, zoals filmvervorming, invloed van refractie, calibratie van de camera, etc. De proef Oberschwaben heeft duidelijk een aantal stellingen, die speciaal voor de praktijk van bijzonder belang zijn, (opnieuw) aangetoond, maar daarentegen ook onverwachte vraagtekens geplaatst. In hoeverre dit omvangrijke materiaal ook kan bijdragen om de gerezen vraagpunten op te lossen, dient nog nader uitgewerkt te worden. Een meer uitgebreid verslag over de proef Oberschwaben en de onderzoekingen die men naar aanleiding van deze proef heeft gedaan, zijn te vinden in de 11 technische publikaties die tijdens dit symposium werden gepresenteerd. Publikaties Ackermann, F. (Stuttgart): On statistical investigations into the accuracy of aerial triangulation - The test project Oberschwaben; 9 biz. Ackermann, F. (Stuttgart): Testblock Oberschwaben, Pro gram I - Results of Block Adjustment by Independent Models; 63 biz. Bauer, H. (Hannover): Compensation of systematic errors by analytical block adjustment with common image deformation parameter; 14 biz. Belzner, H. (Frankfurt a.M.): The Planning, Establishing and Flying of the Test Field Oberschwaben; 13 biz. Camps, F. (Luik): Résultats obtenus dans le cadre du projèt Oberschwaben 2a; 14 biz. Curietti, M. (Milaan): Etude statistique expérimentale des erreurs d'enchainement des photogrammes; 36 biz. Ebner, H. (Stuttgart): Comparison of different methods of block adjustment; 18 biz. Kupfer, G. (Bonn): Image Geometry as obtained from Rheidt Test Area Photography; 20 biz. Stark, E. (Stuttgart): Testblock Oberschwaben, Programme I - Results of Strip Adjustments; 41 biz. Visser, J. en J. Kure (Enschede): O.E.E.P.E. Oberschwaben Réseau Investigations20 biz. Wiser, P. (Luik): Propositions pour le traitement des erreurs non-accidentelles; 13 biz. G. H. Ligterink 218 ngt 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1973 | | pagina 20