coördinaten en hoogten worden daarna aan alle betrokken instanties doorgegeven. Op een blad worden de raaien op schaal 15.000 getekend en de paspunten aangegeven. Nu kunnen de beelden paren op het blad worden ingepast, waardoor de schaal van het model bepaald is. Hierna kan een waterpassing van het model plaatsvinden (op de hoogteschijven) om tenslotte het model definitief op het blad in te passen. Er zijn nu twee manieren om de raaien in het ruimte model over te brengen. Afhankelijk van de bouw van het fotogrammetrisch instrument kan men de raai optisch of mechanisch realiseren. In het eerste geval plaatst men op het wagentje van de tekentafel van het instrument een profiloscoop. Hiermee is de fotogrammeter in staat, vanaf zijn zitplaats de beweging van het loopwagentje over het kaartblad waar te nemen en kan hij het instru ment zo dirigeren, dat het meetwerk van de profilo scoop precies over de getekende raai loopt, fig. 4. Met het meetwerk van het instrument kan de foto grammeter dan het profiel van die raai in het ruimte model aftasten en van de gewenste punten, in pons band, de model-coördinaten x, y en z registreren. Bij die fotogrammetrische instrumenten waar het bewegen van het meetmerk door het ruimtemodel uit de vrije hand geschiedt, wordt de profiloscoop vervangen door een rechte lineaal, die precies over de raai op het kaartblad gelegd wordt. Het instru ment is dan zodanig geconstrueerd, dat de beweging van het meetmerk door het ruimtemodel alleen door de lineaal kan worden gestuurd, zie fig 5. Daar, behalve de modelcoördinaten van de pas- punten waarvan tevens de terreincoördinaten be kend zijn, ook alle modelcoördinaten van de profiel- punten geregistreerd worden, kan men de model- coördinaten van de profielpunten transformeren naar het terrestrisch stelsel. Aangezien van twee punten van elke raai de terrestrische coördinaten bekend zijn kan men de profielpunten in die raai transformeren in een stelsel waarvan de oorsprong samen valt met het snijpunt van de raai met de hoofdraai en de ordinaat as over de raai ligt. De ordinaat van een profielpunt is dan direct de afstand tot de hoofdraai. Door interpolatie kan men daarna van elk punt, dat op een gegeven afstand van de hoofdraai ligt, de hoogte bepalen. Dit maakt het mogelijk om bij elke volgende meting weer van dezelfde punten de hoogte te bepalen. Deze hoogten worden in lijsten uitgetypt, die aan de opdracht gever, de afdeling „Kustonderzoek" van de Rijks waterstaat, afgeleverd worden. 4. Enkele voor- en nadelen van de fotogrammetrische methode Behalve het besparen van veel terreinwerk, biedt de fotogrammetrische methode ook nog andere voor delen: 1. Door de inpassing van het ruimtemodel wordt de stabiliteit van de strandpalen gecontroleerd. 2. Men verkrijgt een homogene opname van grote gedeelten van de kust. 3. Door het semi-permanente paspuntennet is het mogelijk geworden, om b.v. direct na een storm foto's te maken van kritieke plaatsen. 4. Bij de fotogrammetrische methode is het aantal profielpunten dat gemeten kan worden, in feite onbeperkt. In de praktijk worden de profielen gemeten door de knikpunten aan te meten. Met de computer kunnen dan, door interpolatie, op elke gewenste afstand van de hoofdraai punten in hoogte worden bepaald. 5. Een foto geeft ook algemene terreininformatie. ngt 74 Fig. 4. Een optische profiloscoop. Met het meetwerk (cirkeltje) wordt de getekende raai gevolgd. 22 Fig. 5. Een mechanische uitvoering om de getekende raai te volgen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 24