*- - - -1^ - 145 graad is toch gekozen voor deze methode gezien de slechte ervaringen met m.s.-formulieren. Het systeem zal in de toekomst, indien nodig, ook gegevens afkomstig van zelfregistrerende meet apparatuur moeten kunnen verwerken! - Men moet zowel metingen volgens de voerstraal- methode als metingen volgens de klassieke meet lijnenmethode en orthogonale meetmethode kunnen verwerken, zodat men zeer flexibel is bij de opzet en uitvoering van de meting. Hoewel in het systeem „Tachymetrie" ook meetlijnen ver werkt kunnen worden, werd hiervan slechts in enkele projecten gebruik gemaakt. De mutatie methodiek leverde namelijk zoveel problemen op, dat de toepassing van meetlijnen bij het systeem „Tachymetrie" niet verder werd geïntroduceerd bij het Kadaster. - Het systeem moet modulair zijn opgebouwd zodat een project in fasen kan worden verwerkt. Dit is vooral van belang bij de opsporing van fouten. - Het veldwerk blijft het basisdocument van de meting. De codering van meetlijnen, controle metingen, grootteberekening en kaartering ge schiedt aan de hand van de gegevens in het veld werk. Het veldwerknummer wordt in de codering opgenomen, zodat de relatie tussen de gegevens bestanden en het veldwerk gehandhaafd blijft. - De methode van coderen en muteren dient zo eenvoudig te zijn, dat niet alleen specialisten, doch elke tekenaar dit kan verzorgen. 2. Werking van het systeem In het stroomschema hiernaast is de werking van het systeem globaal weergegeven. De invoer- gegevens, bestaande uit coördinaten, metingen en coderingen, worden in ponskaarten geponst aan de hand van diverse ponsdocumenten. De ponskaarten worden vervolgens aan de computer aangeboden die de invoergegevens eerst gaan uitlijsten. Voor de opbouw van het coördinatenbestand van een project staan naast een programma voor het invoeren van gegeven punten diverse rekenpro gramma's ter beschikking, zoals berekening van polaire punten, meetpunten en snijpunten. In deze programma's zijn een aantal controles ingebouwd. De berekende coördinaten kunnen vervolgens 1 worden gecontroleerd met onafhankelijke controle metingen. Foutmeldingen en toleransoverschrijdingen worden voorzien van het regelnummer dat op de uit- lijsting van de invoer voorkomt, alsmede van het veldwerknummer. Deze indicaties vereenvoudigen het opsporen van fouten. Verbeterde metingen worden via de ponsdocumenten opgegeven en na verponsing verwerkt in het coördinatenbestand. Het aldus opgebouwde en gecontroleerde coördi natenbestand is het uitgangspunt voor het eigenlijke doel van het systeem, te weten de grootteberekening van percelen en de vervaardiging van een kaart. De berekening en kaartering geschiedt op grond van de codering die door de gebruiker is opgemaakt aan de hand van een aantal coderingsinstructies. 3. Kenmerken van het systeem Puntnummering De puntnummers van de grondslagpunten bestaan uit maximaal drie cijfers. De grondslagpunten worden als detailpunt in het coördinatenbestand opgenomen na toevoeging van twee nullen. De puntnummers van polaire detailpunten worden be rekend met de formule 100 x standplaatsnummer volgnummer per standplaats. Per standplaats kun nen dus maximaal 99 punten worden opgenomen. De puntnummers van op andere wijze bepaalde detailpunten bestaan uit maximaal vijf cijfers en kunnen overigens willekeurig worden gekozen. Polaire metingen Polaire detailpunten worden met argument en af stand berekend uit een in coördinaten bekend grondslagpunt. De oriëntering der richtingsmeting geschiedt met één of twee oriënteringsrichtingen. Eén daarvan wordt uitsluitend voor controle ge bruikt. Zie fig. 1. De afstanden kunnen per standplaats worden ge corrigeerd voor een schaalfout en een optelconstante. Fig. 1. <?(14102> (14103) (14101) 1 Al x*~X) (14104; Polaire metingen ngt 74 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 5