A. Waterstanden
Langs de grote rivieren, IJsselmeer, Deltameren en
zeearmen, en langs de kust beschikt de Rijkswater
staat over een net van circa 200 peilmeetstations,
van op afstand registrerende en telefonisch bereik
bare installaties tot simpele door een waarnemer af
te lezen schalen.
De gegevens zijn nodig voor de scheepvaart, stuw-
beheer, peilbeheer, hoogwatervoorspelling en regis
tratie, getijregistratie en getijvoorspelling, storm
vloedwaarschuwing, ontwerp van kunstwerken,
dijken enzovoorts.
Op vele plaatsen wordt de relatie tussen peil en af
voer ook bepaald in meetlokaties in watergangen
van mindere betekenis, waar vooral op het afvoeren
van water in zeer natte perioden wordt gelet. De
behoefte aan kennis verschuift hier nu sterk in de
richting van lage afvoersituaties.
Dit soort lokaties is deels in beheer bij de Rijks
waterstaat, deels bij lagere overheden.
B. Afvoeren
Waterafvoeren worden door diverse Rijkswater
staatsdiensten gemeten op vaste plaatsen aan de
grote rivieren, de zeearmen en de kust, alsmede in
de kleine rivieren en beken. Het doel is de
betrekkingen vast te leggen tussen waterstand en
afvoer, respectievelijk getijstroom en daarnaast om
stromingstoestanden te leren kennen.
Daarnaast worden incidentele metingen verricht
waar dit nodig is, veelal als voorbereiding of ter
ondersteuning van werken.
Tenslotte zijn er de ijkingsmetingen van gemalen en
spuisluizen.
C. Peilingen
Op alle grote wateren worden peilingen verricht,
die onder andere de onder A en B opgesomde doel
einden moeten ondersteunen.
Op grote schaal gebeurt dit door de diverse studie
diensten, maar ook alle „natte" beheerseenheden
hebben peildiensten om de veiligheid van scheep
vaart alsmede kust- en oeverwerken te bewaken.
D. Transport van vaste stoffen (zand en slib)
Dit zijn moeilijk te meten grootheden; alle studie
diensten houden er zich mee bezig, omdat het
onderzoek van door het water getransporteerde
stoffen voor de kennis van de bodemligging van
belang is.
Ook uit kwaliteitsoogpunt is kennis omtrent trans
port en sedimentatie van slib van groot belang.
E. Waterkwaliteit
De kwaliteitsparameter die voor Nederland van
oudsher een overheersende rol speelt, is het zout
gehalte.
Zuiderzeewerken en de Deltadienst meten systema
tisch op vele plaatsen het zoutgehalte, en ook door
waterschappen, die op allerlei manieren door zout-
indringing worden bedreigd, worden zout-(Chloride-
ion)-gehalten gemeten.
In de Rijn wordt al sinds tientallen jaren Cl~ ge
meten, in verband met de drinkwatervoorziening en
in verband met land- en tuinbouwbelangen; de
laatste tijd vooral ook vanwege het toenemend zout
gehalte en de toenemende zoutvracht van de rivier.
De toenemende vervuiling van het oppervlakte
water door andere stoffen dan zout, heeft ertoe
geleid dat het van belang is geworden, de gehalten
aan tientallen kwaliteitsbepalende stoffen op vele
plaatsen te meten.
Door het Rijksinstituut voor Zuivering van Afval
water, maar ook door andere Rijkswaterstaats
diensten worden systematisch lang diverse vaste
trajecten monsters genomen. Thans zijn er circa
360 bemonsteringsplaatsen.
Daarnaast bemonsteren natuurlijk vele instanties
buiten de Rijkswaterstaat.
Teneinde de mogelijkheden om regelend en sturend
te kunnen optreden te vergroten is verhoging van de
meetfrequentie en versnelling van de informatie
stroom nodig. Tevens zal hierbij het inzicht in de
kwaliteitsbepalende processen in relatie met de
wisselende hydrologische en meteorologische om
standigheden verdiept worden.
Voor wat betreft de ligging van de benodigde meet
punten moet in grote lijnen gedacht worden aan
plaatsen, die ook overigens voor de waterhuishou
ding relevant zijn. In een nader te bepalen aantal
hiervan dienen continu of hoogfrequent metende
sensoren opgesteld te worden die on-line verbonden
69
ngt 74