Verenigingsnieuws GEOMETERS LIAISON COMMITTEE (G.L.C.) Het G.L.C. is een voortzetting van de Commissie I bis van de F.I.G. en het lijkt mij daarom goed eerst even het ge heugen op te frissen aangaande deze commissie. De Commissie I bis, bestaande uit de vertegenwoordigers van de oude E.E.G.-groep, zijnde België, Duitsland, Frank rijk, Italië, Luxemburg en Nederland, en met Leon Mast boom uit België als voorzitter, had haar taak volbracht met het uitbrengen van een advies ten behoeve van de vrije beroepsuitoefening in de zes E.E.G.-landen in relatie tot de regelingen vastgelegd in het Verdrag van Rome. In 1969 werd te Kopenhagen dit rapport aan het F.I.G.-Comité Permanent aangeboden en later in hetzelfde jaar aan de be trokken E.E.G.-functionaris te Brussel. Tijdens het F.I.G.-congres in Wiesbaden (1972) werd door Frankrijk en Italië gedreigd voor de vrije beroepsuitoefening een onafhankelijke organisatie in het leven te roepen indien de F.I.G. de Commissie I (Beroepsuitoefening) niet als zodanig zou willen erkennen. Men vond dat de „ambtelijke" collega's zich te veel en ten onrechte met deze zaak bemoeiden. Gelukkig is het niet tot een splitsing gekomen, doch ik ver onderstel dat het toch wel van invloed is geweest op de be sluitvorming van het F.I.G.-bestuur. In ieder geval werd besloten mede door de toetreding van de nieuwe E.E.G.- partners (Denemarken, Groot-Brittannië en Ierland) de Commissie I bis weer nieuw leven in te blazen, temeer daar de door hen ingediende voorstellen niet geaccepteerd waren door de E.E.G. Onder voorzitterschap van Robert Steel, Permanent Secretaris van het Royal Institution of Chartered Surveyors (R.I.C.S.) te Londen werd een Geometers Liaison Committee in gesteld. Op verzoek van ons bestuur nam ik hierin weer zitting namens Nederland. Het secretariaat berust bij Miss Rosemary Rowles van het R.I.C.S. In januari van dit jaar vond de eerste bijeenkomst in Londen plaats, waarbij alle leden aanwezig waren. Vervolgens werd vergaderd in Parijs (mei) en Dublin (september). Alleeen in Dublin was de Italiaanse delegatie, normaliter bestaande uit twee afgevaardigden, (en Petra, de lieftallige tolk) om on duidelijke redenen niet verschenen, hetgeen uiteraard voor de besluitvorming zeer ongewenst was. Wel is het echter een feit dat de situatie in Italië veel moeilijker is dan elders t.a.v. niveau, beroepsuitoefening e.d. De voornaamste problemen waar het G.L.C. zich tot nu toe mee bezig heeft gehouden zijn de volgendeIn de eerste plaats of de niveaus van de Geometersin de verschillende landen ongeveer gelijk zijn. Wie worden als zodanig be schouwd, alleen academici of ook andere categorieën? Direct h iermede samenhangend is de wederzijdse erkenning van vak diploma's een belangrijke zaak. In de tweede plaats werd nagegaan of het werk van de geo meteroveral ongeveer hetzelfde is. Dit blijkt bij lange na niet het geval te zijn. De Britse en Ierse Surveyor kent vijftien verschillende richtingen, allemaal verenigd in één vereniging, het R.I.C.S. Alleen de activiteit land-surveying" ongeveer omvattende ons landmeetkundige werk inclusief zee- en mijnmeting is de enige overal voorkomende groep. In de derde plaats is nagegaan of er in de diverse landen restricties bestaan t.a.v. vrije beroepsuitoefening voor buiten landers. Wat is er tot nu toe besproken en wat zal er verder nog moeten gebeuren? T.a.v. de vergelijking van de niveaus kan worden gesteld, dat dit niet direct tot de opdracht van het G.L.C. behoort. Commissie II van de F.I.G. houdt zich hier mee bezig. Wij konden alleen constateren dat het zeer moeilijk is tot vergelijking te komen. Indien men t.z.t. de opleidingen in de verschillende landen geheel of ten naaste bij gelijk zou maken en een Europees examen zou instellen zou de uitwisse ling van know-how hiermede zeer gediend zijn. Dit lijkt mij echter voorlopig een utopie. Toch zou een Europees register reeds nu overwogen kunnen worden. Momenteel bestaan deze registers in enkele landen. De bedoeling hiervan is de cliënt te beschermen tegen beunhazen. Hoewel het G.L.C. zich tot nu toe heeft beperkt tot de hoogst gekwalificeerde groep (academici en daarmee vergelijkbare surveyors), hetgeen trouwens ook door Commissie I bis is gedaan, bestaat de kans dat tengevolge van een mogelijk ander beleid bij de E.E.G., alle landmeetkundige niveaus in beschouwing dienen te worden genomen. Een nadere uitspraak van E.E.G.-zijde kan binnenkort worden verwacht. De inventarisatie van de verschillende wijzen van beroeps uitoefening gaf wel duidelijk aan dat de Nederlandse geodeet wel op een zeer beperkt terrein werkzaam is en daarin dan ook zeer mee vooraan staat. In praktisch alle andere E.E.G.- landen worden door surveyors taken uitgeoefend die bij ons door taxateurs, makelaars en rentmeesters geschieden. Heel Ierland b.v. heeft maar een paar „land-surveyors", onze landmeters. Het gros houdt zich bezig met makelaarswerk. Ierland, evenals Engeland, kent trouwens geen kadaster. Het G.L.C. besloot daarom drie groepen te beschouwen en voor lopig aan de groepen I en II, als de voor allemaal meest over lappende groepen, aandacht te besteden. De omschrijving van de drie groepen is als volgt Group I - Topography and Mapping A Landsurveying: - Topographical including photo- grammetry - Geodetic - Engineering - Cadastral including landconsolidation B Underground topography, including mineral surveying C Hydrographic Surveying Group 2 - Land Economy A Land Economy B Land Management C Land Valuation Group 3 - Agriculture A Land Consolidation (zie ook bij groep 1 B Agricultural Surveying C Land Agency D Forestry Management Slechts in enkele landen (o.a. Italië) blijken enige restricties te bestaan voor de vrije beroepsuitoefening. De belangrijkste beperking is de nationaliteitseis. Dat hieraan een eind dient te komen, zodanig dat in alle E.E.G.-landen dezelfde moge lijkheden aanwezig zijn lijkt voor de hand liggend. Voor de goede orde merk ik op dat officieel werk (kadaster) hier onder niet is begrepen. De G.L.C. houdt zich alleen bezig met de vrije beroepsuitoefening, d.w.z. opdrachten tegen be taling uitgevoerd voor overheidsinstanties en particulieren. De verantwoordelijkheid voor officiële opdrachten blijft bij de overheidsinstanties. In de vergadering in Dublin (sept. 1973) werd afgesproken dat de afgevaardigden zouden nagaan hoe de landelijke orga nisaties denken over de instelling van een Europees register. Ziet men het nut hiervan in voor de naaste toekomst? Zo ja, hoe zou het dan ingericht moeten worden? Wie, en op welke financiële voorwaarden, zouden worden toegelaten? Er be staat reeds een dergelijk register voor ingenieurs ingesteld door de „European Federation of National Engineering ngt 74 75

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 53