Ingenieurscripties
Literatuurinformatie
ANALYTISCHE MODELLEN IN DE
FOTOGRAMMETRIE
P. Plantinga
Samenvatting
De snelle ontwikkelingen op komputergebied hebben tot
gevolg gehad dat de rekenmogelijkheden op onvoorstelbare
wijze zijn verruimd. De analytische methoden nemen hierdoor
in de fotogrammetrische praktijk een steeds belangrijker
plaats in, hoewel de toepassingen in Nederland nog zeer
beperkt zijn.
Het betreft hier een eerste onderzoek binnen de werkgroep
fotogrammetrie in de analytische fotogrammetrie. Een pre
cieze afbakening is dan ook nodig om aan te geven welke
fasen uit het gehele analytische proces aan de orde zullen
komen. Het uitgangspunt is fotokoördinaten welke geen
korrektie krijgen voor mogelijke fouten. Het mathematische
model heeft dan als basis de centrale projektie.
Drie in de praktijk toegepaste methoden worden onderzocht:
Methode Van den Houtmethode Schut en de stralenbundel-
methode.
In de eerste plaats is een opzet gegeven van een algemene
notatie. Als snijdingsvoorwaarden worden gebruikt de ko-
planariteits- en de kollineariteits-\oorvtaarde.
De skriptie bestaat verder uit drie delen:
- afleiding van de basisformules
- mathematische analyse
- rekenkundig onderzoek.
De koplanariteitsvoorwaarde toegepast door Van den Hout
en Schut leidt tot een fasering van het proces. Ingegaan wordt
op de strookvorming. De mathematische analyse gaat in op
specifieke aspekten inherent aan een methode en belangrijke
algemene aspekten.
De methoden Van den Hout en Schut zijn rekenkundig
onderzocht. Er zijn geen metingen verricht. Voornamelijk is
gebruik gemaakt van gegenereerde fotokoördinaten, deze
hebben betrekking op 3 gebieden welke representatief geacht
worden voor Nederland. De resultaten geven geen aanleiding
een voorkeur uit te spreken voor één van beide methoden.
Een belangrijke konklusie is dat de methode Van den Hout
voor „vlak" terrein geen specifiek voordeel biedt.
Voor Schut zijn 3 varianten van het kansmodel onderzocht.
Voor de precisie van de fotokoördinaten is een aanname
gedaan.
Er worden mogelijkheden aangegeven over de voortzetting
van het onderzoek.
PROJEKTIECENTRUMKOORD1NATEN BIJ
ONAFHANKELIJKE MODELLEN-TRIANGULATIE
H. Neeft
Samenvatting
Sinds enkele jaren is een gedeelte van het researchprogramma
van de groep Fotogrammetrie aan de Onderafdeling der
Geodesie te Delft gericht op de studie van de precisie van
stroken en blokken, welke d.m.v. fotogrammetrische triangu
latie zijn bepaald, in het bijzonder met de methode der onaf
hankelijke modellen-triangulatie. Deze methode maakt ge
bruik van de ruimtelijke koördinaten van relatief georiën
teerde foto's, terwijl de verbinding van de modellen reken-
technisch wordt uitgevoerd, gebruikmakende van verbin
dingspunten in de modellen en van de projektiecentra-
100
koördinaten. Deze skriptie kan worden beschouwd als een
bijdrage aan dat programma en het precieze doel ervan is te
bestuderen wat de invloed is van de projektiecentra op strook-
koördinaten en de precisie daarvan.
In het eerste gedeelte worden verschillende methoden om de
projektiecentra te bepalen beschreven, waarbij veel aandacht
wordt geschonken aan de mathematische beschrijving van de
methoden om zodoende de precisie van de projektiecentra
te kunnen berekenen. Enige berekeningen zijn voor enkele
methoden uitgevoerd en de resultaten worden vergeleken
met de resultaten die uit herhalingsmetingen volgen.
Ook de procedure om de stabiliteit van de projektiecentra te
testen is bestudeerd.
Het tweede deel van de skriptie geeft een beschrijving van de
formules van de onafhankelijke modellen-triangulatie. In de
praktijk worden de projektiecentra niet in ieder model ge
meten. Dit veroorzaakt korrelatie tussen de modellen, het
geen leidt tot een wijziging van de korrektievergelijkingen
van de kleinste kwadraten-vereffening.
Het eflfekt van de hierboven genoemde korrelatie en van de
precisie van de verschillende methoden uit het eerste gedeelte
wordt berekend in een paar stroken, elk van 5 modellen. De
konklusies zijn alle voor stroken van die lengte geldig.
Kort gezegd kunnen we konkluderen dat de modelpunten
veel meer effekt op de precisie van de vereffende strook-
koördinaten hebben dan de projektiecentra. Verschillen in
de precisie van de diverse methoden (tot 3 xgeven nauwelijks
merkbare verschillen in de precisie van de strookkoördinaten.
Zelfs de z-koördinaat van het projektiecentrum behoeft niet
bepaald te worden zonder dat de precisie van de strook
koördinaten vermindert.
De invoering van korrelatie tussen de modellen heeft geen
merkbaar effekt op de vereffende strookkoördinaten en de
precisie ervan.
Allgemeine Vermessungs-Nachrichten
80(1973)12 Scherrer: 58. Deutscher Geodatentag Ludwigs-
hafen am Rhein 19.-22. September 1973. - Bertinchamp:
Der 22. Deutsche Kartographentag in München vom 6.-9.
Juni 1973. - Bahr/Dowideit: 34. Photogrammetrische Woche
in Stuttgart. - Larisch: Erstes Internationales Symposium
über Vermessungskreisel. - StoberlTliielelZick: 9. Interna
tionale Polartagung München. - Draheim: Laser-Kurs Stock
holm 1973. - Kahmen: Internationales Seminar für elektro
nische Entfernungsmessung, Lagos 1973. - Schmitt: I.A.G.-
Symposium on Computation Methods in Geometrical
Geodesy. - HeidenreichKahmen: Mathematical Methods in
Physical Geodesy, Ramsau 1973. - Kiesel: 7. Internationales
Symposium über Gezeiten der festen Erde. - International
Symposium on Applications of Marine Geodesy 1974. -
Gerardy/Möckel/Tiemann: Zur Ermittlung von Grundstücks-
werten.
81(1974)1 DraheimIMöller: Das 100. Meter-Jahr. - Strasser:
Die Toise, der Yard und das Meter. - Bayer-Helms: Über
die Definition der Basiseinheit Meter. - Zabel: RGW strebt
ein einheitliches Messwesen an.
Geodesia
15(1973)11 Oord: Het Artemis plaatsbepalingssysteem. -
Koopmans: Over koopakten en onroerend goed vroeger
(VII). - Verslag NGL-congres, Utrecht.
15(1973)12 Koen: De leidingstraat Rotterdam-Zeeland. -
Van der Kooij: De oorsprong van de eigendom.
ngt 74