Rechts onderaan zijn de jaartallen van terrein
verkenningen en gravure vermeld. Deze jaartallen
zijn alleen juist voor exemplaren van de eerste druk.
Van alle bladen zijn in de loop van 15 a 20 jaar een
aantal gewijzigde herdrukken verschenen, evenwel
zonder dat dit op de kaart nader is aangegeven.
Hieruit volgt dat het niet mogelijk is een bepaald
kaartblad alleen aan de hand van deze gegevens
juist te dateren.
Het terreinreliëf is voorgesteld met behulp van de
iets gewijzigde methode van Van Gorkum, het zgn.
„Topographisch Systhema". Hierbij worden terrein
hellingen aangeduid met arceringsstreepjes in de
richting van de grootste terreinhelling. De dikte en
spatiëring van de streepjes zijn afhankelijk van de
grootte van de hellingshoeken. Deze methode van
Van Gorkum was in de jaren 1825-1850 zeer
bekend. Bij goede uitvoering ontstaat een plastisch
beeld van het terrein. Wegens het ontbreken van
voldoende reliëf komt de toegepaste methode op de
TMK echter niet goed tot haar recht.
De belangrijkste eigenschap van de TMK is haar
gedetailleerde terreinuitbeelding. Deze overladen-
heid van het kaartbeeld heeft echter als nadelige
bijkomstigheid dat de kaart in zijn details met het
blote oog moeilijk leesbaar is geworden. De voor
naamste oorzaak hiervan moet gezocht worden in
het feit dat de TMK eigenlijk geheel is vervaardigd
als een kaart op de schaal 1:25.000, welke uit
eindelijk voor de reproduktie zonder noemens
waardige generalisatie naar de schaal 150.000 ver
kleind werd. De TMK is een kaart op de schaal
150.000 maar met de inhoud van een kaart op de
schaal 125.000. Ook het feit dat de basistekening
die voor de terreinverkenning werd gebruik, is ont
staan als een tienvoudige verkleining van kadastrale
plans zal aan dit verschijnsel mede schuldig zijn.
En dan nog de noodzaak om de kaart slechts in één
kleur te drukken. Daardoor was men bij de gravure
gedwongen het grote aantal vormen van bodem-
gebruik in louter zwart-witte symbolen te vertalen.
Om de kleinste bijzonderheden van de kaart
goed te kunnen bestuderen is men genoodzaakt
haar met een vergrootglas te bekijken en de teken
verklaring voortdurend nauwgezet te raadplegen.
Als kaartprojectie is voor de TMK de projectie van
Bonne toegepast, ook wel Franse projectie ge
naamd, vanwege het feit dat ze door het Franse
Dépot de la Guerre was aangenomen als grondslag
voor de nieuw te maken Carte de France. De keus
voor deze projectie was al in 1822 gedaan door de
Commissie De Man. In haar rapport [2] lezen we:
„De veranderde conische, bekend onder de naam
van gemodificeerde projectie van Flamsteed, wordt
thans algemeen ten aanzien van landkaarten voor
de beste gehouden". Doorslaggevend voor deze
keuze is het feit geweest dat de Bonneprojectie
oppervlaktegetrouw is, een eigenschap die door de
overheidsdiensten van het grootste belang werd ge
acht. Het is niet precies bekend wanneer deze pro
jectie voor het eerst werd toegepast; ze ontleent
evenwel haar naam aan de Fransman Rigobert
Bonne (1727-1795), wiskundige en militair inge
nieur, die er in 1752 een publikatie aan wijdde. In
de projectie van Bonne wordt de meridiaan door het
centrale punt afgebeeld als een rechte lijn, terwijl
alle parallelcirkels worden weergegeven als con
centrische cirkels die de centrale meridiaan equidis
tant verdelen. Het op de centrale meridiaan gelegen
middelpunt van de kaartparallellen wordt gevonden
door vanuit het centrale punt een afstand uit te
zetten, gelijk aan de lengte van de tangent aan de
ellipsoïde in het centrale punt {CT in de afbeel
dingen 3 en 4). Verder worden alle parallellen
equidistant afgebeeld. De meridianen worden ge
vonden door overeenkomstige punten op de afge
beelde breedtecirkels onderling te verbinden. Aan
de hand van de afbeeldingen zijn de projectie
formules eenvoudig af te leiden:
P0C= Md(p
R TC—PqC N0cotgcp0— j Md<p
Hierin zijn M en N de beide hoofdkromtestralen
van de ellipsoïde. Wegens de equidistante afbeelding
van de breedtecirkels is boog P0P uit afb. 3 gelijk
aan boog P0P uit afb. 4, of
a-R AX-r Ak-N cos <p
<pO
<P
<po
84
ngt 74