betering van de woonomgeving en zelfs voor ver nieuwing van de infrastructuur, maar dan gerela teerd aan nieuwbouwprojecten. Hierdoor wordt het verlies voor het grondbedrijf op een niveau gebracht dat hoger is maar theoretisch juister. Tevens wordt dan door de gemeente optimaal aansluiting ver kregen met een mogelijke tekortenregeling van het Rijk. Uiteraard vraagt een gedachte als deze een grondig onderzoek en een gedetailleerde regeling. 3.3 Indeling in grondbedrijf complexen Er is nu nog een belangrijke kwestie onbesproken gebleven. Dat betreft de vraag of de financiële be oordeling en de daarop aansluitende subsidiever strekking per geval - als dat van terrein A - moet worden toegepast of op groepen van dit soort ge vallen. Het grondbedrijf heeft de bestaande stad naar analogie van de stadsuitbreiding ingedeeld in grond bedrijfcomplexen. Meestal is hiervoor de algemeen geldende indeling in buurten* aangehouden. Deze indeling spreekt tot dusver maar weinigen aan als het gaat om de financiële beoordeling van de activi teiten van het grondbedrijf in het kader van de stadsvernieuwing. Er bestaat bij het gemeentebestuur en met name bij de Wethouder voor de Financiën de sterke neiging om bij de grondbedrijfactiviteiten per aankoop te oordelen. Wanneer er problemen zijn in verband met een relatief dure aankoop dan is er voor het bestuur aanleiding om te vragen naar een begroting van kosten en opbrengsten voor het nieuwbouw project in het kader waarvan de betreffende aan koop wordt verricht. Dit op zichzelf nuttige gegeven kan evenwel niet maatgevend zijn voor een verant woorde beslissing. De terreinen voor nieuwbouw zijn doorgaans te gering van omvang om als een zelfstandig grondbedrijfexploitatiegebied getoetst te worden. Met name de gemiddelde verwervings kosten kunnen voor verschillende projecten sterk uiteenlopen. De bedrijfsschade vormt altijd een wisselvallig element binnen het totaal van de ver- wervings- en ontruimingskosten. Daar komt dan nog bij dat niet alleen de bouwvalligheid als crite rium dient voor het aankoopbeleid maar ook de hinder die bepaalde bedrijven in een woonbuurt ver oorzaken. Verder is het telkens nodig om een zekere afronding van het bouwrijp te maken terrein te verkrijgen, ook als die ten koste gaat van niet direct bouwvallige of hinderlijk gebruikte be bouwing. Bij een aankoop moeten niet de ver wervingskosten op zich maatgevend zijn. Zij moeten worden gezien in betrekking tot de waarde die het betreffende project heeft voor de stadsvernieuwing. Om dit proces financieel te controleren lijken juist de grondbedrijfcomplexen bijzonder geschikt. Wan neer uitgegaan wordt van de veronderstelling dat duidelijke afspraken zijn gemaakt over de kosten die bij de verschillende activiteiten ten laste van het grondbedrijf moeten worden gebracht dan resul teert de jaarlijkse bestudering van de kosten en opbrengsten per complex in een duidelijk beeld van de financiële consequenties van de grondbedrijf activiteiten bij de stadsvernieuwing. Dit sluit goed aan bij het voornemen dat het gemeentebestuur van Amsterdam heeft kenbaar gemaakt om voor elke stadsvernieuwingsbuurt grondbedrijfcomplex) jaarlijks een vijfjarenprogramma vast te stellen waarvan uiteraard de grondbedrijfactiviteiten deel uitmaken. 3.4 Naar uniforme richtlijnen? Bij alle onzekerheid die bestaat ten aanzien van het onderhavige onderwerp moge worden besloten met de conclusie dat bij de stadsvernieuwing in de sfeer van de grondexploitatie grote behoefte bestaat aan: a. richtlijnen voor het grondprijsbeleid; b. richtlijnen voor de toerekening van kosten aan het grondbedrijf; c. een tekortenregeling die aansluit op exploitatie begrotingen die conform de onder a en b be doelde richtlijnen zijn opgesteld voor de actie programma's per buurt. een buurt beslaat ongeveer 25 ha. 112 ngt 74

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 14