V erenigingsnieuws NOTA van de Onderwijscommissie van de Nederlandse Vereniging voor Geodesie met betrekking tot de stand van zaken en het gevoerde overleg per 1-2-1974 De Commissie, geïnstalleerd op 11-5-1973 door de Voorzitter van de N.V.G., bestaat uit de volgende personen: Ir. J. E. Alberda, ing. B. M. de Bruin, Ir. D. C. de Bruijn, Ir. R. Jonkers, Ir. E. F. Meerdink, Ir. A. H. van der Most en Ir. L. P. Roelfsema. De taak van de Commissie kan als volgt worden omschreven: 1het al dan niet gevraagd geven van advies inzake verbete ring van het onderwijs in de landmeetkunde op alle niveaus, waarbij de belangenbehartiging van de be oefenaren tevens het doel is. 2. het uitvoering geven aan de gedachten hieromtrent in overleg met het bestuur van de N.V.G. De Commissie is van oordeel, dat gestreefd moet worden naar meer uniformiteit met betrekking tot de opleiding van de landmeetkundige onder het H.T.S.-niveau (de middelbaar landmeetkundige) en acht het wenselijk dat de middelbaar technische opleidingen worden gecoördineerd door over te gaan tot instelling van een algemene basisopleiding op M.T.S.-niveau (zie betreffende Rapport met Bijlagen van Werkgroep I van de N.V.G. d.d. mei 1971). In overleg met de inspecteur de heer H. van Dijk van het M.T.O. is contact opgenomen met enkele directeuren van M.T.S.-en, te weten de heren A. L. Groeneveld, Amsterdam, P. C. Setteur, Arnhem en H. J. Dreef, Breda waarvan bekend was, dat zij belangstelling zouden kunnen hebben voor een cursus landmeten aan hun instituut. Het is de Commissie gebleken, dat bij bedoelde M.T.S.-en (met een afdeling W. en W.) in Amsterdam en in Arnhem, mogelijk ook in Breda, bereidheid bestaat een afdeling Land meten te doen instellen. Gezien de landelijke behoefte aan middelbaar landmeetkundig personeel, kan ten hoogste aan vier of vijf M.T.S.-en (klassen van 20 a 25 leerlingen) een opleiding Landmeten zinvol worden geacht. Hierbij baseert de Commissie zich op een behoefte van circa 100 man per jaar, met een geschatte verdeling als volgt - ten behoeve van het kadaster 60 man; - ten behoeve van R.W.S. 10 a 15 man; - ten behoeve van anderen 25 a 30 man. Onderkend moet worden, dat eventuele instelling van een afdeling Landmeten departementale toestemming behoeft, in verband met toe te kennen subsidie, het aantrekken van leraren en de aanschaf van het benodigde instrumentarium. De hiervoor geldende procedure - die vóór 1 februari van enig jaar dient te worden aangespannen - kan vier jaar vergen, zodat - aangezien de opleiding eveneens vier jaar duurt - eerst 8 jaar na de instelling voor de eerste maal een M.T.S.- diploma Landmeten zou kunnen worden uitgereikt! In ver band hiermee wordt thans aan M.T.S.-zijde overwogen aan te vangen met een zg. gedifferentieerde richting Landmeten binnen een afdeling W. en W.hiervoor is geen toestemming vereist, zodat snel zou kunnen worden gestart. Indien deze start plaatsvindt in 1974 bestaat de mogelijkheid, na een algemeen brugjaar (gelijk voor W. en W., Landmeten, Bouwkunde), twee jaren met een specifiek lessenpakket voor ngt 74 de richting Landmeten en tenslotte na het praktijkjaar als vierde jaar, reeds in 1978 een diploma W. en W. met aan tekening richting Landmeten uit te reiken. De Commissie voelt echter over 't algemeen niet voor een opleiding en diplomering, die met betrekking tot het vak Landmeten niet als volwaardig zou kunnen worden aange merkt. De gesprekspartners van M.T.S.-zijde zouden echter toch gaarne op deze wijze beginnen. Indien dan wordt zorg gedragen, dat via een leerplanprocedure het vakkenpakket gedurende het tweede en derde jaar overeenkomt met het vakkenpakket, dat voorgesteld moet worden voor de officiële afdeling Landmeten, zou men toch in 1978 - nadat in 1974 de vier jaar durende scholenplanprocedure op gang moet zijn gebracht en tot instelling hebben geleid - reeds tot afronding van een volwaardige opleiding Landmeten kunnen geraken. De voorlichting met betrekking tot de richting Landmeten dient dan wel voor september van dit jaar plaats te vinden! De Commissie overweegt ten deze, dat hoewel enerzijds met voldoening het enthousiasme van M.T.S.-zijde wordt onder vonden en een vlotte voortgang met betrekking tot het in stellen van de cursus Landmeten op M.T.S.-niveau in diverse opzichten op prijs kan worden gesteld, anderzijds toch actie van M.T.S.-zijde op korte termijn tot ongewenste stroom- versnellingseffecten kan leiden. Met name zal mogelijk ten aanzien van een dienst als die van het kadaster worden aan genomen dat de C.T.O.-opleiding te zijner tijd (dus na vier jaar) zal worden beëindigd. Het is echter duidelijk, dat tot eventuele beëindiging van be staande dienstopleidingen eerst zou kunnen worden besloten, nadat zekerheid bestaat dat door de M.T.S.-en de specifieke behoefte kan worden gedekt en de rechtspositionele aspecten hiervan worden overzien. Hierbij moet uiteraard wel worden aanvaard, dat de M.T.S.-en een algemene basisopleiding ver zorgen en ten behoeve van gespecialiseerde diensten of be drijven een aanvullende opleiding of bijscholing nodig zal blijven. De eisen die de (grote) afnemers stellen aan het niveau van de afgestudeerde M.T.S.-er dienen hun neerslag te vinden in het op te stellen leerplan voor de aan te vragen afdeling Land meten. Het programma zal moeten worden opgesteld door een zg. leerplancommissie, die naast vertegenwoordigers van M.T.S.-zijde, zal dienen te bestaan uit vertegenwoordigers van landmeetkundige diensten en instellingen. De V.M.T.S. (Vereniging van M.T.S.-en) zal zich ten deze richten tot de N.V.G. met het verzoek ter zake van de aan te zoeken personen te adviseren. De Commissie stelt zich der halve voor, dat het Bestuur van de N.V.G. het op zijn weg zal achten te liggen dan in overleg te treden met de belang hebbenden bij deze nieuwe vorm van onderwijs in de land meetkunde, te weten met de directies van Kador en R.W.S., zomede met het N.G.L. teneinde te komen tot een juiste en bevoegde vertegenwoordiging in de leerplancommissie. Van M.T.S.-zijde heeft men voor 1 februari de procedure tot opneming van een afdeling Landmeetkunde in het plan van scholen voor 1976-1978 op gang gebracht. Voor deze zg. planprocedure is een advies of adhesiebetuiging van „ge bruikerszijde" ter begeleiding gewenst. Indien de V.M.T.S. het bestuur van de N.V.G. ten deze een verzoek doet, stelt de Commissie voor hierop positief te reageren. De gegevens voor een dergelijk advies kunnen aan deze nota worden ontleend. Apeldoorn, 31-1-1974 115

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 17