Stadsvernieuwing en grondexploitatieberekening A. H. Kalt 1. Inleiding Op gevaar af te ver verwijderd te geraken van de geodesie om plaatsing in dit tijdschrift te recht vaardigen wil ik graag eens iets schrijven over het geen zich in Amsterdam bij de stadsvernieuwing af speelt en ontwikkelt in de sfeer van de grond exploitatieberekening. Dit onderwerp is daartoe veelomvattend en veelzijdig genoeg. Het regelmatig overleg mijnerzijds met grondbedrijfmedewerkers uit de drie overige grote steden vormt een zekere garantie voor de meer algemene toepasbaarheid (buiten Amsterdam) van het geschrevene. Vooral in het laatste deel van dit artikel zult u enige twijfel voelen doorschemeren. Het zou niet juist zijn als dat niet het geval was want de problemen die daarin worden aangesneden zijn nog niet van een algemeen aanvaarde oplossing voorzien. 2. De stand van zaken bij de stadsvernieuwing in Amsterdam In het uit 1934 daterende „Algemeen Uitbreidings plan" (in feite het meest recente Amsterdamse struc tuurplan) worden de binnenstad en de 19e eeuwse gordel van Amsterdam als een gegeven beschouwd. Nu is dat voor de slecht en zeer dichtbebouwde 19e eeuwse gordel niet meer zo vanzelfsprekend om- dat de noodzaak tot vernieuwing voor het grootste deel van de bebouwing onmiskenbaar is. In 1969 werd een inventarisatie gemaakt („de eerste nota stadsvernieuwing") gericht op de dringend noodzakelijke vernieuwing van een gedeelte van de stad. In de nota wordt gesteld dat, bij een veronderstelde periode van stadsvernieuwing van 40 jaar, jaarlijks gemiddeld 3500 woningen en 350 bedrijven (deze aantallen worden tot nu toe lang niet gehaald) in het vernieuwingsproces zouden moeten worden betrokken. Dit vernieuwingsproces heeft betrek king op 1700 ha voor de 19e eeuwse wijken en de binnenstad gezamenlijk. Illustratief is in dit ver band ook het volgende overzicht uit de nota: In het in 1968 verschenen voorontwerp van de tweede nota over de Amsterdamse binnenstad schetsen Burgemeester en Wethouders het volgende structuurbeeld „Voor de stad zien wij de wenselijkheid en de moge lijkheid een intensief woongebied te handhaven en te ontwikkelen, niet alleen in de vier grote stadslobben, die in de naoorlogse jaren zijn ontstaan of in ont wikkeling zijn, maar ook geconcentreerde woonge bieden rond het stadscentrum, zij het in vernieuwde aanleg. Voldoend en geconcentreerd wonen derhalve, ten einde het rijke voorzieningenpakket op allerlei ge bied, dat Amsterdam bezit, levend en levendig te houden. Geen ongelimiteerde expansie in de binnen stad en de wijken onmiddellijk daaromheen, maar selectie van functies en beheerste expansie". Dit beeld wordt dezer dagen nader uitgewerkt in de vorm van een structuurplan dat vooral is toege spitst op de woonfunctie van de vóór-oorlogse stadsdelen. Tot dusver zijn in Amsterdam voor ver schillende stadsvernieuwingsbuurten globale be stemmingsplannen in procedure of in voorberei ding. Het feit dat slechts globale plannen in proce- ngt 74 inwoners woningen binnenstad 100.000 12 36.000 13 19e eeuwse wijken 260.000 30 92.000 33 rest stad 490.000 58 151.000 54 totaal 850.000 100 279.000 100 107

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 9