noordgrens +400 m resp. 1100 m in zuidelijke rich
ting opschuiven.
In de Memorie van Toelichting wordt hierover op
gemerkt dat „deze wensen juist liggen op het smalste
en voor de recreatie belangrijkste deel van de buf
ferzone, daar waar deze nog geen 4 km breed is.
Deze maat is naar de geldende opvattingen een
minimum voor de effectieve inrichting. Een in
krimping op dit punt is dan ook voor de regering
onaanvaardbaar. Het honoreren van de verlangens
van Delft en de T.H. zou dan ook een zodanig es
sentiële ingreep in de voorgestelde plannen beteke
nen, dat ernstig betwijfeld moet worden of daarna
een agrarische en recreatieve reconstructie van
Midden-Delfland nog zinvol is". De Memorie van
Toelichting wordt dan op het punt van de bezwaren-
behandeling afgesloten als volgt: „Samenvattend
menen de ondergetekenden dat de geopperde be
zwaren aan de noodzaak van de thans voorgestelde
verklaring van algemeen nut niet afdoen. Gezien de
fasering bij de inrichting van het gebied, blijft
bovendien de mogelijkheid behouden, dat in een
later stadium aan een aantal van de bezwaren als
nog wordt tegemoet gekomen."
In Hoofdstuk II wordt voorts nog bepaald dat de
vordering tot onteigening moet worden ingesteld
binnen twee jaar nadat de te onteigenen percelen
enz. bij K.B. zijn aangewezen. Deze eindaanwijzing
vindt - ingevolge de Onteigeningswet - plaats na
tervisielegging van de uitgewerkte plannen alsmede
hoorzitting en rapportering door een zg. hoorcom-
missie (leden G.S. en burgemeester). Aangezien in
dit stadium de gedetailleerde inrichting van het ge
bied nog niet bekend zal zijn, heeft men een aantal
artikelen van de Onteigeningswet moeten wijzigen.
Bij de hiervoor genoemde tervisielegging behoeven
alléén maar de zg. grondtekeningen met bijbehoren
de lijsten aanwezig te zijn.
Overigens wordt de verwachting uitgesproken dat
ook deze eindaanwijzing tot onteigening niet ineens
zal geschieden, maar in fasen. Men wil wel met de
verdere onteigeningsprocedure wachten tot het tijd
stip, waarop een desbetreffend onderdeel van het
plan vastere vormen heeft aangenomen en bekend is
welke percelen nodig zijn voor de onteigening.
Ook wil men de belanghebbenden een zo goed mo
gelijk inzicht verschaffen in de aard van de uit te
voeren werken. Op deze wijze wordt het niet ter
visie leggen van (zoals de Onteigeningswet het
noemt) „een uitgewerkt plan met uitvoerige kaarten
van het werk" toch weer grotendeels gecompen
seerd. Reeds nu wordt de gedachte uitgesproken dat
bij de verdere uitwerking zou kunnen blijken dat
ook binnen het thans voor onteigening aangewezen
gebied enkele agrarische bedrijven alsnog worden
gehandhaafd.
Tenslotte wordt bepaald dat de Minister van Land
bouw - de derde ondergetekende - wordt belast met
de uitvoering van de bepalingen van dit Hoofdstuk.
Bij mijn weten is dit de eerste keer dat de Minister
van Landbouw een onteigening zal gaan aanspannen.
En dan nog wel een onteigening waarbij landbouw
gronden worden onttrokken aan de agrarische be
stemming!
Hoofdstuk III, afdeling 1
Algemene bepalingen
Uit de Herverkavelingswet is overgenomen de be
paling dat rechtskracht wordt onthouden aan over
dracht en vestiging van zakelijke rechten onder
bezwarende titel of bij schenking onder levenden,
indien deze niet vergezeld gaat van een schriftelijke
verklaring van de Reconstructie-commissie, waaruit
blijkt dat de overeenkomst niet in strijd is met een
behoorlijke uitvoering der reconstructie. Hier is door
de wetgever wel bijzonder zwaar geschut in stelling
gebracht.
Een motivering wordt in de Memorie van Toelich
ting nauwelijks gegeven: „Een dergelijke preven
tieve controle is nodig om ongewenste veranderingen
in het gebied te voorkomen".
Voor de pacht wordt eenzelfde regeling getroffen.
Aan de Reconstructie-commissie wordt de bevoegd
heid gegeven voor het gehele dan wel voor bepaalde
gedeelten van het gebied het bovenstaande niet van
toepassing te verklaren.
De Memorie van Toelichting doet het voorkomen
alsof deze bevoegdheid alleen zou gelden om te
voorkomen dat belanghebbenden t.a.v. de uit
oefening van hun eigendomsrechten aan twee regi
mes zouden zijn onderworpen nl. de herverkave
lingsregeling en de onteigeningsbepalingen.
126
ngt 74