interpolatie) tot het gewenste resultaat te komen. In de satel- lietgeodesie is het mogelijk om het interpolatieproces inte graal uit te voeren. Hierbij maakt men gebruik van gegevens, verkregen uit meer dan één station. Deze scriptie beoogt een deelprobleem hiervan nl. de stations interpolatie (interpolatie vanuit één station). Het approxi- matiemodel voor de interpolatie, dat berekend wordt met de methode der kleinste kwadraten, is opgebouwd uit ortho- gonale polynomen. Afgezien van het feit dat deze polynomen gemakkelijk uit te rekenen zijn, hebben ze nog andere voor delen zoals b.v. het vermijden van de oplossing van slecht geconditioneerde normaalvergelijkingen en het kunnen ver hogen van de graad van de polynoom zonder dat de reeds bepaalde coëfficiënten veranderen. Om numerieke problemen bij de approximatie van richtingen te voorkomen, met name wanneer de satelliet een declinatie van 90° bereikt, worden de gemeten richtingen getransfor meerd naar een hulpstelsel. In dit stelsel worden de richtings componenten geïnterpoleerd. Uit het onderzoek (analyse van 15 platen) blijkt dat de gereduceerde richtingen van platen, gemaakt met de „TA-120" te benaderen zijn door een tweede graads polynoom. Van 15 platen zijn richtingscomponenten geïnterpoleerd op tijdstippen waarop deze richtingscompo nenten bekend zijn. Uit de verschillen tussen de geïnterpo leerde en gegeven richtingscomponenten, en de berekende standaardafwijkingen van de geïnterpoleerde richtings componenten blijkt, dat de precisie van de geïnterpoleerde richtingscomponenten berekend met een tweede graads poly noom redelijk is. Het resultaat van de betrouwbaarheidsberekening van de richtingscomponenten toont aan dat de tijdsinterval-grootte tussen de richtingscomponenten (dus tussen de satelliet richtingen) zo constant mogelijk moet zijn. Verder wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de zgn. data snooping (gericht zoeken naar fouten). In hoofdstuk 3 wordt het approximatie-model voor looptijden behandeld. Bij dit onderzoek zijn er 21 omlopen geanalyseerd. Omdat de poly- noomapproximatie bij grote omlopen (een groot domein) een hoge graad heeft (7 a 10), is onderzocht in hoeverre het moge lijk is om in deeldomeinen te interpoleren. In hoofdstuk 4 wordt een approximatie-model afgeleid, voor het geval dat de gemeten tijd stochastisch is. Tenslotte wordt een discrete Wiener-benadering gegeven waarmee men, uitgaande van de covariantiefuncties voor stationaire processen een inter polatie kan uitvoeren. Van enkele omlopen zijn de covari antiefuncties bepaald met de methode der klassen-domein. ENKELE MARINE-GEODETISCHE ASPECTEN BIJ DE CONTROLE OP DE VOORTGANG VAN VERDIEPINGSWERKZAAMHEDEN H. van der Wal Samenvatting Bij baggerwerkzaamheden, bijvoorbeeld ten behoeve van een scheepvaartgeul, is een optimale controle door de opdracht gever van groot belang. Intensieve opnamen van het be trokken gebied zijn hiervoor noodzakelijk. Het doel van deze opnamen is tweeledig: enerzijds wordt een inzicht verkregen in de, door de baggerwerkzaamheden ver oorzaakte, veranderingen in de topografie van de zeebodem, anderzijds kan de hoeveelheid gebaggerde grond berekend worden, welke dient als grondslag voor de verrekening van de baggerkosten. De nauwkeurigheid in het opnemen en het weergeven van de bodemligging en dus ook van de grondverzetberekeningen wordt in belangrijke mate bepaald door de definiëring en de nauwkeurigheid van een aantal marine-geodetische metingen zoals: echolood- en sonarmetingen, reduceren van de lodingsgegevens en de plaatsbepaling. Naast een overzicht van het baggerproces en de belangrijkste baggerwerktuigen worden in deze scriptie een aantal marine- geodetische aspecten behandeld (uitgezonderd de plaats bepaling), die een belangrijke rol spelen bij de opname en de weergave van de topografie van de zeebodem ten behoeve van de controle op de voortgang van baggerwerkzaamheden. ngt 74 141

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 25