Het ontwerp "Reconstructiewet Midden-Delfland 4e jaargang, no. 5, mei 1974 P. Heij 0. Inleiding Op 3 maart 1972 werd bij Koninklijke Boodschap aan de Tweede Kamer aangeboden een ontwerp van Wet (en bijlage), houdende regelen met betrekking tot de reconstructie van Midden-Delfland (1). Het is dus al weer ruim 2 jaar geleden dat het wets ontwerp „Reconstructie Midden-Delfland" werd in gediend. De parlementaire behandeling is echter nog steeds niet afgesloten. Toch lijkt het gewenst om - in dit stadium reeds - een korte typering van het wetsontwerp in dit tijdschrift te geven. En wel om de volgende redenen. In de eerste plaats wordt dit wetsontwerp en met name de parlementaire behandeling ervan door velen gezien als een testcase voor de komende land inrichtingswet. In het jaarverslag van de Rijks Planologische Dienst 1971 (2) staat te lezen: „Hier en daar leeft de gedachte dat de structuur van het ontwerp Reconstructiewet Midden-Delfland ver moedelijk wel model zal gaan staan voor de herin richting van landelijke gebieden, waar een meer voudig grondgebruik voor ogen staat. In dat geval zou het ontwerp ook belangrijke elementen kunnen bevatten voor de Landinrichtingswet, die thans in studie is". Mr. W. Brussaard dringt in zijn zeer lezenswaardig opstel over „Midden-Delfland gaat van gezicht veranderen" in het tijdschrift voor Ste- debouw en Volkshuisvesting (3) aan op spoed bij de behandeling, want de ervaringen bij Midden-Delf land opgedaan kunnen van invloed zijn op de her inrichting van landelijke gebieden in de toekomst. Ook uit het voorlopig verslag van de bijzondere commissie uit de Tweede Kamer (4) blijkt dat zowel leden van (huidige) regeringspartijen als van de (huidige) oppositie bij de beschouwingen verder kijken dan alleen naar Midden-Delfland: „Het plan Midden-Delfland kan zeker als een eerste en be langrijke aanzet worden beschouwd. Daarom zien deze leden het onderhavige wetsontwerp niet als een op zich zelf staande zaak maar als onderdeel van een overigens nog in zijn kinderschoenen staand over heidsbeleid met betrekking tot de toekomstige land inrichting". Midden-Delfland wordt in het zelfde verslag ook genoemd een „landinrichtingsexperi ment". In de tweede plaats is - dunkt mij - deze publikatie in het N.G.T. van belang om het meedenken van de geodeet met de gehele landinrichtingsproblematiek te stimuleren. Moest prof. de Haan in 1964 op deN.L.F.-studiedag [5] nog zijn pleidooi om te komen tot een studiecommissie (de latere werk groep Balans Ruilverkavelingswet, P.H.) beëindigen met de tirade „Allicht zou de kans, dat de landmeter- ruilverkavelaar bij een volgende officiële herziening (bedoeld is de herziening van de Ruilverkavelings wet, P.H.) opnieuw over het hoofd worden gezien, daardoor althans niet worden vergroot", in 1969 op het 17e lustrum van de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde [6] kon hij reeds met voldoening constateren dat „de lex specialis voor Midden- Delfland, aan de voorbereiding waarvan ook ver tegenwoordigers van de Kadastrale Ruilverkave- lingsdienst medewerken kan dienen als proefobject voor een meer algemene verkavelingswetgeving voor urbane gebieden. Duidelijk is dat, wat er uit eindelijk uit de bus komt, in ieder geval de mede werking van het kadaster ook bij de uitvoering van deze wetgeving niet gemist zal kunnen worden". Het is in dit verband verheugend om op te merken dat de kwaliteit van de inbreng van de geodeet in deze sector nog verder zal worden opgevoerd, door dat een vrij ingrijpende wijziging van het studiepro gramma voor geodetisch ingenieur is aangekondigd. Ongeveer een derde van de basisstudie van 3 jaar 74 55 ngt 74 119

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 3