De Reconstructie-commissie heeft de bevoegdheid
sub-commissies in te stellen, al dan niet uit haar
midden.
In de Memorie van Toelichting wordt e.e.a. nader
uitgewerkt.
De gedachten blijken uit te gaan naar een samen
stelling als volgt:
lid van G.S., voorzitter
voorts als leden:
lid van G.S.,
lid van het dagelijks bestuur van Rijnmond,
hoofddirecteur van de Prov.Waterstaat,
inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening,
hoofdingenieur-directeur voor de Landinrichting,
tevens eerste secretaris,
de consulent voor de Openluchtrecreatie, tevens
tweede secretaris,
de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat,
de hoofdingenieur-directeur van de Bedrijfsontwik
keling in de landbouw,
2 vertegenwoordigers van de dagelijkse besturen van
de gemeenten,
2 vertegenwoordigers van het op te richten Recrea
tieschap,
een vertegenwoordiger van het Hoogheemraadschap
Delfland,
3 vertegenwoordigers van het agrarisch bedrijfs
leven,
een vertegenwoordiger van de particuliere belang
hebbenden,
een vertegenwoordiger van de Stichting Recreatie.
Voorts wordt uit een oogpunt van doelmatigheid de
verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de
reconstructie gelegd bij de Minister van Landbouw.
Daarnaast ligt het in de bedoeling ten minste twee
sub-commissies in te stellen, namelijk één voor
agrarische en één voor andere belangen. In de op te
stellen instructie zal o.m. worden bepaald dat er
wenszittingen dienen te worden gehouden, dat er
- naar analogie van de herverkavelingen Zeeland -
een commissie van toezicht zal zijn onder voorzitter
schap van de voorzitter van de Centrale Cultuur
technische Commissie, alsmede een bureau van uit
voering, waarin de meest bij de uitvoering betrok
ken diensten zullen samenwerken.
Hoofdstuk II
Onteigening ten algemene nutte
In dit hoofdstuk komt de zg. nutswetprocedure aan
de orde. Alvorens een ontwerp nutswet wordt inge
diend, behoren de belanghebbenden in staat te zijn
gesteld hun bezwaren daartegen te doen horen,
aldus art. 5 van de Onteigeningswet. Daartoe heeft
gedurende 21 dagen (van 6 tot en met 31 juli 1970)
een kaart, waarop het te onteigenen gebied was
aangegeven, vergezeld van een korte toelichting,
op de gemeentesecretarieën ter visie gelegen. De
officiële kaart met de begrenzing was op schaal
1 15.000, terwijl aan belangstellenden de toelich
ting en een kaartje 1 50.000 werd uitgereikt.
In afwijking van het gestelde in art. 6 van de Ont
eigeningswet was op deze tervisielegging geen plan
van het gehele werk met de nodige kaarten aanwezig.
In de toelichting stond vermeld dat het te onteige
nen gegied in hoofdzaak zal worden ingericht voor
de dagrecreatie. Voorts werden achtereenvolgens
opgesomd: het besluit van de Ministerraad d.d.
27 februari 1970 m.b.t. een ingrijpende landinrich
ting in Midden-Delfland, de voornaamste doel
stellingen van die landinrichting, een globale om
schrijving van de gedachte procedure, de relatie tot
de vigerende streekplannen en de mogelijkheid van
indienen van bezwaren. Deze laatste mogelijkheid
was - in navolging van het in de wet op de Ruim
telijke Ordening gebruikelijke systeem - uitgebreid
tot een ieder.
Totaal zijn binnengekomen 75 bezwaarschriften.
Deze zijn behandeld door een commissie onder
voorzitterschap van dr. J. HPatijn, die tot taak had
a. rapport uit te brengen over de ingediende be
zwaarschriften
b. degene, die hierom verzocht had, in de gelegen
heid te stellen, zijn bezwaren mondeling toe te
lichten.
Vele bezwaren richtten zich tegen gebrek aan in
spraak van agrarische zijde, alsmede - begrijpelijk -
tegen inkrimping van het agrarisch areaal en het
aantasten van de bedrijven. Het meest principiële
bezwaar is ingebracht door de Gemeente Delft en
de Technische Hogeschool. Deze voelen zich in hun
uitbreidingsmogelijkheden beknot en willen de
ngt 74
125