5 Voorlopige conclusies Wanneer nu tenslotte de vraag moet worden beant woord inzake het tot nu toe met deze proef bereikte resultaat, dan is het allereerst goed te bedenken, dat het onderzoek nog in volle gang is. Dit houdt ondermeer in, dat een deel van de berekeningen nog moet worden uitgevoerd. Hoe groot dat deel is, zal mede afhankelijk zijn van de vragen die tijdens de analyse van het thans beschikbare materiaal op duiken. In het voorgaande is in elk geval getracht om uit dit materiaal een zodanige keus te maken, dat hierin al enige aanknopingspunten zitten voor een op de praktijk gerichte filosofie inzake de meetkundige betrouwbaarheid van de fotogrammetrische kaar- tering van gebouwen. In het algemeen speelt deze meetkundige betrouwbaarheid alleen een rol in het geval van grootschalige kaarteringen. Indien binnen de thans nog beperkte mogelijkheden getracht wordt na te gaan wat de invloed is van de uit het voor gaande te schatten interpretatie-onnauwkeurigheid op een grootschalige kaartering, dan is hiermee een steeds terugkerende vraag voor een groot deel be antwoord. Uit 4.1 blijkt, dat het terrestrisch gemid delde station een goede referentiebasis is voor de fotogrammetrische stationsmeting. Voor de bepa ling van de standaardafwijking van de elementen van een uit 5 metingen gemiddeld terrestrisch station mogen we immers de in tabel 2 vermelde waarden delen door y/5. Hieruit volgt, dat de elementen van het terrestrisch gemiddeld station bij benadering als afwijkingsloos mogen worden beschouwd. Indien we vervolgens de in tabel 6 vermelde waarden voor het kwadratisch gemiddelde beschouwen als een goede benadering van de interpretatie-nauw keurigheid van d-punten, dan valt allereerst op, dat de waarden van de diverse uitwerkingsinstituten onderling significante verschillen vertonen. Naar de oorzaak hiervan zal zonder meer een onderzoek moeten worden ingesteld. Als we echter op grond van tabel 6 voor de interpretatie-nauwkeurigheid van d-punten de volgende waarden aannemen: voor 1:6000 opnamen: 10 cm 16.7/r en voor 13500 opnamen: 6cm=17.1/t dan is vooralsnog van overschatting geen sprake. Op grond van praktische resultaten kan anderzijds worden gesteld, dat de standaardafwijking van foto- grammetrisch bepaalde, goed identificeerbare, pun ten ongeveer 10// in het negatief bedraagt. Deze waarde kan worden beschouwd als de som van alle instrumentele en physische invloeden. Een voorlopige conclusie van het onderzoek kan derhalve zijn, dat langs fotogrammetrische weg dak randen kunnen worden bepaald met een nauw keurigheid van V 172+ 102 20//. Dit betekent voor opnamen 13000 en 16000 res pectievelijk 6 cm en 12 cm in het terrein. Algemeen geldt, dat de nauwkeurigheid van een kaartering in overeenstemming dient te zijn met de nauwkeurigheid van de te kaarteren coördinaten en maten. In het kader van het voorgaande betekent dit, dat de meetkundige betrouwbaarheid van fotogramme trische kaarteringen 1500 of 11000 van gebouwen uit respectievelijk 13000 of 16000 opnamen goed is. 6 Slot Een onderzoek als waarvan hier tussentijds verslag wordt gedaan is slechts dan in een redelijk tijds bestek mogelijk, indien gerekend kan worden op de medewerking van velen. Daarom tot slot gaarne een woord van dank aan allen die zich tot hiertoe hebben ingezet voor de proef „OEEPE-Dordrecht". 154 ngt 74

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 14