V erenigingsnieuws BIJ HET AFSCHEID VAN IR. S. RIENSTRA, HOOFD VAN DE MEETKUNDIGE DIENST VAN DE RIJKSWATERSTAAT De redactie van het Nederlands Geodetisch Tijdschrift ver zocht mij iets te schrijven in deze kolommen naar aanleiding van de pensionering van het hoofd van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, ir. S. Rienstra. Ik zou daarvoor de aangewezen persoon zijn, gezien onze jarenlange samen werking. Bovendien zou daardoor deze bijdrage een persoon lijke noot kunnen krijgen. Of deze overwegingen juist zijn, laat ik geheel voor rekening van de redactie, wat niet wegneemt dat ik graag aan haar verzoek voldoe. Daar ik niet in de gelegenheid ben op een voudige wijze, namelijk door het lichten van het betrokken personeelsdossier, mijn geheugen op te frissen waar het data etc. betreft, ben ik wel gedwongen van een zogenaamde „staat van dienst" af te zien en te beginnen waar ik persoon lijk met Rienstra in aanraking kwam, namelijk in 1949 toen hij van de „buitendienst" naar Delft werd overgeplaatst. Door het onverwacht overlijden van het toenmalige hoofd van de Meetkundige Dienst, de heer J. G. Fortuin, werd ik als plaatsvervangend hoofd even onverwacht belast met de leiding van de dienst. De buitendienst was voor mij praktisch terra incognitawel was ik met Fortuin enige keren op meet- ploegenbezoek geweest en had bij die gelegenheid een ploeg- chef Rienstra ontmoet, ik meen in Arnhem, maar het kan ook ergens in Friesland zijn geweest. Als hoofd van de Meetkundige Dienst zou mijn tekort aan kennis van de buitendienst moeten worden aangevuld met de ervaring, die Rienstra toen wel had. Zo werd besloten en zo geschiedde het. Doodeenvoudig, omdat er in het oude gebouw van geodesie geen andere ruimte beschikbaar was, moesten we samen één kamer delen. Achteraf bleek dit een briljante oplossing. We hadden de afspraak gemaakt en dat was de bedoeling trouwens, dat Rienstra zich hoofdzakelijk zou bemoeien met het terrestrische werk en ik met de afdeling fotogrammetrie. We leerden van elkaar en we wisten beiden van alle problemen, die zich op alle gebieden voordeden. Het bleek de manier te zijn om elkaar te leren kennen en in te werken en toen het huidige gebouw in 1956 werd betrokken, namen we samen weer één kamer, wel wat ruimer overigens. In feite deden we alles samen, we gingen ook wel samen in de wel zeer oude Citroen van Rienstra op meetploegenbezoek. Het was al meer een old-timer dan een echte auto geworden in die jaren. Een onverwacht aanknopingspunt buiten de landmeetkunde om, bleek ons beider liefde voor het biljartspel. We leerden op onze werkbezoeken het hele land kennen en we wisten tenslotte alle Horecabedrijven met goede biljarts. Zo her inner ik me nog levendig een ietwat avontuurlijke tocht naar het verre noordoosten waarbij we, steunend op een minimale hoeveelheid adviezen, in enkele dagen een kleine vloot orga niseerden om een waterpassing van de Dollard-slikken uit te voeren. Later bleek het, dat de scheepvaartinspectie niet volledig accoord ging met onze kennis van vaartuigen, doch de waterpassing kwam in één seizoen gereed en bleef enige tienduizenden guldens beneden de raming. Dit was nooit het geval geweest als we de zeewaardigheid van de schepen in twijfel hadden getrokken en de aangewezen instanties vooraf hadden geraadpleegd. ngt 74 In een zeer vriendschappelijke samenwerking hebben we samen veertien jaar lang de Meetkundige Dienst gerund, een planning van werken opgezet en naast andere zaken een begin gemaakt met de oever- en kustkaarten en de hoogtekaart van Nederland. De Meetkundige Dienst breidde zich in deze jaren op formidabele wijze uit. Overigens was deze uitbreiding niet zo zeer een verdienste van ons beiden. Door de grote vraag naar kaarten na de stormramp van 1953 was de uit breiding eenvoudig een noodzaak en vooral de fotogramme trie heeft hieraan haar groot machinepark te danken. Parallel hieraan vermeerderde het aantal meetploegen in de buiten dienst. Een en ander groeide tot een goede coördinatie tussen fotogrammetrie en buitendienst en aan de vraag naar goed kaartmateriaal kon op redelijke wijze worden voldaan. Toen mij in 1963 de directie van het ITC werd toevertrouwd, werd mijn contact met de Meetkundige Dienst allengs minder intensief. Door de grotere afstand Delft-Enschede is het tevens minder frequent (in Delft kon je binnendoor), maar even prettig en nuttig. Een uitwisseling van wat ik zou willen noemen theorie en praktijk bestaat nog steeds. Dat het bovenstaande in de wij-vorm is geschreven, is niet toevallig. Het demonstreert hoe wij, respectievelijk van Friese en Zeeuwse origine, een team hebben gevormd, daarbij elkaar aanvullend en daarmee demonstrerend dat 2x1 soms méér dan 2 kan zijn. Het zou overdreven zijn hieruit vergaande conclusies te trekken omtrent de mogelijkheden van inter nationale samenwerking, maar ik kan niet nalaten hier uit drukking te geven aan mijn dankbaarheid jegens de schei dende functionaris, dat hij deze ervaring mogelijk gemaakt heeft. Rienstra heeft de lijn, die we oorspronkelijk samen voor de Meetkundige Dienst uitstippelden, op een briljante wijze voortgezet in het volgende decennium. Nieuwe ideeën en toe passingen vinden nog steeds vlot hun weg bij de Meetkundige Dienst. Dit is, meen ik, zijn grote verdienste voor de land meetkunde in het algemeen en voor de Rijkswaterstaat in het bijzonder. De Meetkundige Dienst zit, dankzij zijn uit muntende leiding, zeker niet verstard in een wetenschappelijk isolement. Rienstra mag dan bij een eerste contact een wat stugge figuur lijken, die toch wel vermeende stugheid ont aardt nimmer in koppigheid. Ik heb hem leren kennen als een eerlijke, volkomen betrouw bare partner, die bedachtzaam weloverwogen besluiten wist te nemen. Was dit besluit genomen, dan moest je wel met nieuwe en steekhoudende argumenten komen aandragen om het besluit alsnog te wijzigen. Het is iemand met een groot verantwoordelijkheidsgevoel, je weet wat je aan hem hebt. Zijn personeel, van hoog tot laag, weet beter dan wie ook, dat hij een groot sociaal gevoel heeft en een uiterste zorg vuldigheid in acht pleegt te nemen in het personeelsbeheer. Nog vele goede jaren worden hem met de zijnen toegewenst. A. J. van der Weele (met dank aan Schrikkema voor de assistentie). 163

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 23