Dat men bij een proef als deze, waaraan door zoveel
instituten een bijdrage wordt geleverd, niet buiten
vaste afspraken t.a.v. de uitvoering kan, spreekt
voor zichzelf. In het kort komen voor „OEEPE-
Dordrecht" de afspraken neer op het volgende:
- de 1:6000 opnamen worden eerst uitgewerkt,
daarna de 13500 opnamen
- de keus van het instrument is vrij
- de keus van de methode van relatieve oriëntering
is vrij; de absolute oriëntering zal rekenkundig
plaatsvinden
- de modelschaal moet zo groot mogelijk worden
gekozen
- indien mogelijk, moet een aantal modellen door
een tweede waarnemer worden uitgewerkt
- de meting moet plaats vinden in de aangegeven
stationsvolgorde
- elk instituut levert een kopie van de originele
meting aan het centre pilote
- over het verloop van de meting moet worden ge
rapporteerd onder gelijktijdige vermelding van de
gebruikelijke karakteristieken
- na middeling van heen- en terugmeting moeten de
model-coördinaten van alle punten m.b.v. ge
geven paspunten worden getransfoimeerd
- het resultaat van deze transformatie wordt per
punt op een ponskaart geleverd aan het centre
pilote.
Met een geringe vertraging konden eind februari
1972 de bescheiden worden verzonden aan de deel
nemende instituten, te weten:
- Bundesamt für Eich- und Vermessungs-
wesen, Wenen code 0
- Technische Hogeschool Delft, Labora
torium voor Geodesie code 1
- Technische Hochschule, Geodatisches
Institut, Aken code 2
- Eidgenössische Technische Hochschule,
Institut für Geodasie und Photogram-
metrie, Zürich code 3
- Eidgenössische Technische Hochschule,
Lausanne code 4
- Internationaal Instituut voor Lucht-
kaartering en Aardkunde (I.T.C.),
Enschede code 5
- Institut für Angewandte Geodasie,
Frankfurt code 6
- Landesvermessungsamt Nordrhein-
Westfalen, Bad-Godesberg code 7
- Landesvermessungsamt Rheinland-
Pfalz, Koblenz code 8
- Ministerium für Landwirtschaft, Wein-
bau und Umweltschutz, Rheinland-
Pfalz, Mainz code 9
Van deze 10 instituten hebben de eerste vijf de
modellen uit de eerste vliegstrook gemeten en heb
ben 5 tot en met 9 de modellen uit de tweede strook
gemeten. Het daarvoor gebruikte instrumentarium
staat vermeld in kolom 2 van tabel 1. Tevens blijkt
uit de kolommen 2 tot en met 10 van deze tabel
hoeveel stations door elk van de instituten zijn ge
meten. Van de in totaal 2325 mogelijke stations
metingen werden er 2309 aan het centre pilote ge
leverd, hetgeen neerkomt op een verlies van 16
(=0,7%).
Teneinde de taak van het centre pilote enigszins te
verlichten, was afgesproken, dat de instituten zelf
een deel van de berekening zouden gaan uitvoeren,
nl. de numerische absolute oriëntering. Voor deze
absolute oriëntering was er per model een viertal
a-punten gekozen. De Z-T-Z-coördinaten van deze
punten werden geleverd door de afdeling Land
meten van de Dienst Gemeentewerken Dordrecht.
Op deze wijze kon een praktisch voor input geschikt
bestand van elk van de instituten worden ontvangen,
Tabel 1. Aantal gemeten stations per deelnemend instituut
AIO. Ek8
C8. Ecl
Wild Sik.
Ek 6j
A8, Ek5
ngt 74
149