langere periodes door astronomische methoden meetbaar zijn, en wat betreft de kortere periodes met behulp van geofysische instrumenten zoals gravimeters, strainnreters, seismografen en accelero- meters. De klassiek geodetische methoden zijn voor het meten hiervan niet geschikt, óf door de korte periode van het verschijnsel, óf door de grote golflengte ervan. Een uitzondering van een - weliswaar afge leid - effect is dat vermeld door Waalewijn van het op en neer bewegen van meetpalen voor de Neder landse kust synchroon met liet Noordzeegetij ten gevolge van de door de extra waterbelasting opge wekte variaties in poriëndruk in de bodem. 3 Niet-periodieke bewegingen, recente aardkorstbewegingen Het grensgeval van het bewegingsspectrum van de vaste aarde is een aperiodiek verschijnsel van de aard van een al of niet plotselinge, blijvende vorm verandering, ook wel met de niet geheel juiste naam zero-frequency seismology" aangeduid. Dit type beweging is, wanneer groot genoeg, meetbaar voor geodeten. Het is niet onmogelijk dat zulke zgn. aperiodieke bewegingen in werkelijkheid een onder deel zijn van een proces met een cyclisch karakter. Een voorbeeld is de isostatische opheffing van het Baltische schild ten gevolge van de afsmelting van de ijskap uit de laatste ijstijd met een periode van 104 of meerjaar, en tectonische opheffing of daling met periodes van 106-107 of zelfs meerjaren. Om dat dit echter moeilijk te controleren valt, wordt in het vervolg dit niet verder aangehouden en al dit soort vervormingen gevangen onder: recente aard korstbewegingen. De vormveranderingen of verplaatsingen zijn van verschillend type (fig. 4): A. discontinu, met breukvorming: 1. langsschuivingen, ook wel transcurrente dan wel transforme zijschuivingen genoemd: horizontale verschuiving langs een ongeveer verticaal staand breukvlak, de beweging kan dextraal of sinistraal zijn; 2. opschuiving: langs schuinstaand vlak in op waartse richting, gepaard gaande met een verkorting in horizontale richting; langsschuiving sinistraal opschuiving over- en onderschuiving regionale opheffing kanteling (tilt langsschuiving dextraal afschuiving "blokheweging regionale daling verwringing (jaw) 3. afschuiving: langs schuinstaand vlak in neer waartse richting, gepaard gaande met een uitdijing in horizontale richting; 4. over- en onderschuiving, óf blokbeweging: respectievelijk langs een horizontaal vlak, óf in verticale richting. Fig. 4. De verschillende typen van discontinue en van con tinue vervorming van de aarde. 178 ngt 74

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 14