geodeet) vóór eindelijk de fysische basis gevonden is voor het proces zelf: de continenten drijven niet in de oceanische delen van de aardkorst, zoals Wegener veronderstelde, en wat de sceptische hou ding van vele geofysici ten opzichte van deze theorie veroorzaakte, maar het zijn lithosfeerplaten be staand uit continent, uit oceaan of uit een combinatie van de twee, die door aangroeiing aan de ene zijde via opwelling van mantelmateriaal en afkalving door onderduiking in de aardmantel aan de andere zijde de relatieve beweging van oorspronkelijk aan eengesloten punten van de aardoppervlakte teweeg brengen (fig. 10). De nieuwe seismische en geo- magnetische gegevens hebben zodoende een buiten gewoon indrukwekkende bevestiging gegeven van de vermoedens en hypothesen die ook al lang voor Wegener bestonden over vroegere aaneensluiting van nu ver uit elkaar gelegen continenten. Uit de gegevens betreffende de ouderdom van de oceaanbodem is de gemiddelde snelheid van uiteen drijven te bepalen (fig. II). Deze blijkt niet overal gelijk, en ook niet altijd constant geweest te zijn. Gemiddelden voor de laatste tien miljoen jaar leveren snelheden op van 1-2 cm/jaar voor de Atlan tische Oceaan, 1-2-3} cm/jaar voor de Indische en 3-8 cm/jaar voor de Zuid-Pacifische Oceaan. Uit de op deze wijze bepaalde richting en grootte van de relatieve beweging van een aantal van de blokken waarin de aardkorst te verdelen is, zijn nu bij benadering ook de onbekende grootte van de relatieve beweging van andere blokken te berekenen. Wij hebben in het geval van de aardoppervlakte immers te maken met een gesloten systeem waarbij elke opwelling aan de ene kant gecompenseerd moet zijn door een subductie of onderduiking in de aard- mantel elders. MESOSPHERE Fig. 10. Schollentectoniek in profiel. In het midden de sprei dende oceaanrug van de Zuid-Pacific, rechts de onderduikende lithosfeerplaat van 50-100 km dikte onder Zuid-Amerika, en links die onder de Tonga- Nieuw Zeeland-boog en onder de Nieuwe Hebriden. De asthenosfeer is een relatief beweeglijke laag in de bovenmantel van de aarde met geringe starheid. Naar J. Oliver e.a., 1968, J. Geoph. Res., 73, 5855. Fig. 11. De berekende richting en grootte van de recente dif ferentiële samenschuiving van de voornaamste lithosfeerschollen. Naar X. Ie Pichon e.a., 1973, Plate tectonics, Developments in Geotechnics, no. 6, Elsevier. Adriatica Turkey Persia Rivera Philippine New Hebrides [Cocos [SOMALIA NAZCA ANTARCTICA Scotia EURASIA CONSUMING EXTENSIONAL TRANSFORM Relative Velocity 0 5 cm/year ngt 74 183

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 19