Rapport van de Commissie Grootschalige Basiskaart 21 Toen na 1945 Nederland bezield was door een geest van vernieuwing, van bezinning op wat afgeschreven diende te worden en wat los van tradities nieuw geformeerd diende te worden, werd daardoor ook de Nederlandse kartografie aan geraakt. Dat wil zeggen: Schermerhorn, toen Minister president, presenteerde een plan tot reorganisatie van het Nederlandse meet- en kaarteringswezen dat neerkwam op de formatie van een Rijkskaarteringsdienst, waarin de deel taken van het Kadaster, de Rijkswaterstaat en de Topogra fische Dienst ondergebracht zouden worden. Competentie strijd, en het ontbreken van bereidheid om autonomie en individuele belangen op te offeren aan een hoger nationaal belang hebben tot gevolg gehad dat dit reorganisatieplan niet verwezenlijkt werd. Intussen leefde men in de jaren na 1945 met een hoeveelheid technische projecten als nooit tevoren. Naast herstel en woningbouw kwamen de cultuurtechnische werken, waarop de kaart van Nederland geen antwoord had. Men kwam echter enigermate in de goede richting toen een overeen stemming tussen het Ministerie van Landbouw en het Departement van Defensie bereikt werd, waardoor de finan ciering van een basiskaart van Nederland op schaal 110.000 geregeld werd. Zonder al te veel moeite produceerde de Topo grafische Dienst sedert 1950 deze éénkleurige plans als ver grotingen van de toch reeds vervaardigde originele tekeningen 1:12.500 voor de topografische kaart 1:25.000. Hiermee hadden de planologie en de cultuurtechniek hun schets kaarten voor hun ontwerpen etc. gekregen, maar met de basiskaart, geschikt voor gedetailleerde ontwerpen en uit voeringen was men nog geen stap opgeschoten. Hoe gelukkig men in Nederland aanvankelijk ook met deze kaart 110.000 was en hoe verdienstelijk en snel de Topo grafische Dienst dit produkt ook afleverde, er bleef toch een verlangen naar méér en beter. Eigenlijk is de kaart 110.000 slechts een dun afgietsel van een topografische kaart: men mist een groot deel van de informatie die op de topogra fische kaarten behoort voor te komen: grondgebruik, be groeiing, classificatie van wegen, namen etc. Hoogtegegevens ontbraken aanvankelijk, maar zijn later toegevoegd op een variant van de 110.000: de hoogtekaart. Voor het merendeel van de 655 bladen, formaat 62,5 x 100 cm waarmee 't hele land bedekt is geldt dat ze slechts een flauwe afspiegeling zijn van het natuurlijke beeld van de topografie, zoals dat op verticaal genomen luchtfoto's op dezelfde schaal te zien is (zie afbeelding 1). Een complete bedekking van Nederland met een fotokaart blijft voor velen een wens. Ieder die beseft dat hij op een topografische kaart slechts dat gene ziet, wat een kartograaf hem wenst te laten zien zal een fotokaart verkiezen. Men kan daaruit zelf datgene selecteren wat voor het doel van het kaartgebruik relevant is, uit een assortiment topografische details dat maximaal is. Tegenwoordige toestand In de jaren vóór 1940 telde Nederland naast „de grote drie" (Kadaster, Top. Dienst, Rijkswaterstaat) slechts een klein aantal landmeetkundige diensten waarvan de belangrijkste waren: de steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, de provincie Noord-Brabant en de Nederlandse Spoorwegen. Na 1945 breidde dit aantal zich snel uit. Overal waar in of op de grond gebouwd wordt vraagt men allereerst een groot schalige kaart die een complete inventarisatie bevat van een gemeente Ermelo: anno 1962 I hermeting door gemeente iet hermeten kadasterplar Afb. 2 topografie, vaak inclusief gegevens over de hoogteligging. Geen van de ruim vierentwintigduizend kadastrale plans bevat die complete inventarisatie van topografische details, grondgebruik en hoogteligging. Daarom wordt door Rijk, Provincie, Gemeente, Waterschap enz. de noodzakelijke op meting en kaartering zelf ter hand genomen. De Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, particuliere landmeetkundige en kaarteringsdiensten zoals de Heidemij, Grontmij., KLM Aerocarto en andere voeren opdrachten uit voor die instan ties die niet zelf over voldoende meet- en kaarteercapaciteit beschikken. Grote gemeenten en provincies zijn na 1945 tot de oprichting van eigen landmeetkundige diensten overge gaan. Ondanks een over het algemeen goed verlopende samenwerking van deze vele gemeentelijke, provinciale en particuliere diensten met de „grote broer", de tegenwoordig zo geheten Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers (KADOR) blijft het grootschalige kaartwerk in Nederland heterogeen van inhoud en kwaliteit en is de bedekking van Nederland met grootschalige basis-kaarten in hoge mate ver brokkeld. Wat KADOR met zijn tegenwoordig gelukkig zeer moderne technische dienst niet kan voorkomen is dat de behoefte aan gemoderniseerde hermeten) plans groter is dan deze dienst kan afleveren. Daardoor komt het her haaldelijk voor dat een in ontwikkeling zijnde gemeente bij de aanleg van wegen of straten grote verschillen vindt tussen de natuurlijke toestand op het terrein en de afbeelding daar- ngt 74 241

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 33