24 Rapport van de Commissie Grootschalige Basiskaart bladindeling Rijkswaterstaat grensindeling Kadastrale Secties provincie Utrecht i i spoorwegen 1 bladindeling gemeente Utrecht bladindeling spoorwegen Afb. 4 Uitzicht op homogenisering Het is waarschijnlijk dat er in de toekomst getornd zal wor den aan het autonomiebeginsel van de „grote drie"Kadaster, Topografische Dienst, Waterstaat. Het beginsel dat deze kaarteringsdiensten in eerste instantie een functie binnen de eigen dienst te vervullen hebben kan onaangetast blijven, ook wanneer er een centrale Nederlandse kaarteringsdienst belast zou worden met de vervaardiging van een grootschalige basis- kaart. Bundeling van de produktiecapaciteit van de grote drie en coördinatie van hun kaarteringstaken is de voorwaarde voor het welslagen van een basiskaartering van Nederland, waaraan zo'n grote behoefte bestaat. Die urgentie leidt er thans reeds toe dat enkele provinciale diensten er toe overgaan om, langs verschillende wegen, een basiskaart voor het eigen territorium aan te leggen. Omdat daardoor de kans bestaat dat de heterogeniteit in het Nederlandse kaartmateriaal nog groter wordt is snelheid van handelen wel geboden. Ook de primitieve en gevaarlijke toestand bij de leidingenregistratie en het vooruitzicht van een snel toenemende technisering van vele vormen van communicatie dwingen tot een spoedig te nemen besluit ten aanzien van sanering van ons kaarterings- wezen. Zoals in het begin reeds werd opgemerkt, het organi seren van de kaarteringstaak in ruime zin gaat gemakkelijk, wanneer het stramien nog blank is en er nog geen gevestigde tradities bestaan. Toch moet het niet zo moeilijk zijn om in Nederland opnieuw te beginnen, mits de geldmiddelen ver strekt worden, want het gebied is betrekkelijk klein. Daar staat tegenover dat de bemoeiing van de 13 miljoen inwoners met deze grond zeer intensief is, maar ook dat aantal is betrekkelijk klein, in verhouding tot de aantallen gegevens die in de moderne databanks opgeslagen kunnen worden. De tijd lijkt nu aangebroken dat een herkaartering van Neder land, inclusief de registratie van alle handelingen met en op de grond, op een centralistische wijze uitgevoerd kan worden. Dank zij de mechanisering en automatisering van admini stratieve, rekenkundige en kartografische technieken kunnen grote projecten, die vroeger wegens de arbeidsomvang on mogelijk waren, tegenwoordig tot uitvoering gebracht worden. De tijd dringt, want de benutting van het weinige aan grond dat onze snel groeiende bevolking rest, dient optimaal doel matig geregeld te worden. Een inventarisatie (survey) is in ons kleine landje even noodzakelijk als in de extensief bewoonde gebieden buiten Europa. De gebrekkige toestand waarin het land zich met zijn basiskaartering en zijn leidingenregistratie bevindt is als een maatschappelijk probleem te beschouwen. Dat het in andere Europese landen veel beter is, kan men niet zeggen, maar we moeten wel beseffen dat het hier de dichtst bevolkte staat ter wereld betreft. De geschiedenis van ons meet- en kaarteringswezen (zie boven) heeft ons slecht toe gerust om de problemen van thans aan te kunnen (vgl. Groot- Brittannië, waar zowel de kaartering van grootschalige plans als de vervaardiging van topografische kaarten in één dienst, de Ordnance Survey zijn ondergebracht). De revolutionaire ontwikkeling van de elektronische dataverwerkende machines moet hier helpen om ons uit de moeilijkheden te halen. Het oprichten van één databank waarin alle informatie over rechten, handelingen, en gebruik op, met, en van de grond, respectievelijk onroerend goed, opgeslagen wordt lijkt voor behouden aan een dienst die onder het departement van Ruimtelijke Ordening ressorteert. Er zal op regeringsniveau beoordeeld moeten worden of de bestaande toestand waarbij de kaarteringstaak over drie departementen verdeeld is wel in het belang van onze samen leving is, vooral bezien vanuit de bezorgdheid voor een chaotische toekomst. Het is zeer de vraag of de eis van priori teit voor de taakvervulling binnen de eigen dienst nog wel als een gebillijkt argument beschouwd zal worden wanneer het er om gaat een maatschappelijk probleem te saneren. Literatuur J. van Roon, De officiële kartografie van Nederland in de jaren 1798-1864. Tijdschrift van het Kon. Ned. Aardrijks kundig Genootschap, 1928, p.383-411id. 1929, p. I76e.v. W. Schermerhorn, Een kaart van Nederland op schaal 1:10.000. Congresrapport van de Nederlandse Land meetkundige Federatie, 1949. C. A. J. van Freytag Drabbe, Een kaart van Nederland op schaal 1:10.000. Congresrapport van de Nederlandse Landmeetkundige Federatie, 1949. W. Schermerhorn, Ontstaan en groei van de Meetkundige Dienst tegen de achtergrond van de maatschappelijke ontwikkeling. In: Meetkundige Dienst van de Rijkswater staat, publikatie t.g.v. het 25-jarig bestaan. Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde 1956, nr. 5. W. Schermerhorn, Afscheidsvoordracht. Int. Training Centre for Aerial Survey, december 1964. M. P. Blaauw, Verstedelijking en ons kaartmateriaal. Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, 1967, blz. 159-167. G. F. Witt, De wenselijkheid van een Centrale Leidingen registratie. Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, 1968, blz. 145-170. Rapport Studiecommissie leidingenregistratie. Nederlands Geodetisch Tijdschrift, 1971, blz. 91-105. 244 ngt 74

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 36