neming gemaakt wordt dan kan uitgerekend worden wat de invloed daarvan is op de berekende coördi naten van 5 en 7. Dit is de zogenaamde externe betrouwbaarheid [6]. In fig. 4 is voor fouten van 0 tot 4 cm in de lengte sj_7 het bijbehorende onderscheidingsvermogen af gebeeld. Uit deze afbeelding kan opgemaakt wor den dat hoe groter de fout is, hoe groter het onder scheidingsvermogen wordt ofwel de kans om fouten door toetsen te vinden neemt toe naarmate de ge maakte fouten groter zijn. Als de lengten beter ge controleerd worden dan neemt ook het onder scheidingsvermogen toe. Dit is bijvoorbeeld het geval als naast alle lengten ook alle hoeken gemeten worden (triangulatie/trilateratie). In fig. 4 is dit ge ïllustreerd. Bij de toetsing van de nulhypothese: er zijn geen bewegingen, is er steeds van uitgegaan dat de ge meten lengten niet fout waren, althans de toetsing wees geen fouten aan. Als een gemaakte fout in de lengte j1>7 van 32.9 mm bij toetsing niet gevonden wordt, dit is de grenswaarde van slj7 bij a0 5% en Po 80%, dan heeft deze fout gevolgen voor de be paling van de coördinaten van de punten 5 en 7. In tabel 1 staan de verschillen Vx, Vj in de coördinaten van de punten 5 en 7 vermeld als gevolg van de be rekening van deze coördinaten met een fout van 32.9 mm in de lengte s17 en zonder deze fout. ft 80% In fig. 5 zijn verschillen getekend. De verschilvec- toren zijn groter dan het betrouwbaarheids- ofwel het aanvaardingsgebied. Een niet ontdekte fout in de lengte s17 kan dus als een verplaatsing worden geïnterpreteerd ook als er van beweging helemaal geen sprake is. Om tot betrouwbare voorspellingen te komen over bewegingen, deformaties, moeten de waarnemingen goed gecontroleerd zijn; hoe goed zal nu nagegaan worden. 3.3 w-toets Tot dusver is de methode van toetsing van de nul hypothese: er heeft geen beweging plaatsgevonden, nog niet bevredigend opgelost. De reden is dat de toetsingsgrootheden niet afgestemd zijn op de te onderzoeken alternatieve hypothese: de punten 5 en 7 verplaatsen zich in de x-richting over een gelijke afstand. Beide behandelde methoden hebben het nadeel dat twee grootheden getoetst worden die uitspraak moet geven over één grootheid, de ver plaatsing van de punten 5 en 7 over gelijke afstand. Als één toetsingsgrootheid gevonden kan worden die volledig afgestemd is op één mogelijke alterna tieve hypothese dan zal na verwerping van die ene toetsingsgrootheid de vooraf geformuleerde alter natieve hypothese aanvaard worden. Deze toetsings grootheid is in 1968 al door prof. Baarda beschreven [6], Het is de zogenaamde w-grootheid. De w-grootheid zal kort toegelicht worden (fig. 6). Ga uit van de aanname dat de waarnemingsgroot heden x1 en x2 een normale verdeling hebben. De verzameling van punten in de gestandaardiseerde steekproefruimte met gelijke kansdichtheid vormt een stelsel concentrische cirkels. Eenvoudigheids- halve wordt aangenomen dat de waarnemings grootheden x1 en x2 niet correleren. De midwaar- den x1 en x2 worden bekend verondersteld. Het gaat er nu om of een waarnemingsgreep x1, x2 tot een greep uit deze kansverdeling gerekend kan ngt 74 fi .00 1.30 3.00 Fig. 4. Onderscheidingsvermogen fl van lengte .y,.7. Tabel 1 Verschillen in de coördinaten t.g.v. fout in lengte ,yli7 punt Vx cm Vy cm opmerking 5 2.27 0.43 «o= 5% 7 2.32 - 0.57 262 o. Fig. 5. Externe betrouwbaarheid van de coördinaten van de punten 5 en 7 t.g.v. grenswaarde lengte slt,.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 6