-% (x\ xV worden ofwel de nulhypothese H0 aanvaard kan worden. Het is ook mogelijk dat de greep xl, x2 tot een andere normale verdeling behoort: de nul hypothese H0 moet dan verworpen en de alterna tieve hypothese Ha aanvaard worden. In sommige gevallen is het mogelijk om aan te geven in welke richting de alternatieve kans verdeling zich eventueel zal verplaatsen. Aange nomen wordt dat de gehele verdeling zich in die richting verplaatst, de „hoed" blijft gelijk. Bij de- formatiematingen kan zo'n richting vaak aange geven worden zoals bijv. de verschuiving langs een breukvlak. Als men nu wenst na te gaan of de greep xl, x2 tot deze alternatieve kansverdeling behoort of niet, dan moet men de projectie van de vector (x1—x1, x2 x2) op de gegeven richting van verplaatsing van x1, x2 in ogenschouw nemen. Deze projectie is de w- grootheid. Als de w-grootheid binnen vast te stellen kritieke waarden valt dan wordt de nulhypothese H0 aanvaard, anders wordt de alternatieve hypo these aanvaard. Welke alternatieve hypothese is uiteraard onbekend, zie de figuur die het principe van de w-grootheid weergeeft. Meestal zijn de midwaarden x1 en x2 onbekend. Hoe men dan komt tot de berekening van de vv- grootheid staat vermeld in [6], De vv-grootheid heeft een normale verdeling met midwaarde nul en standaardafwijking 1. Een gelijke verschuiving in x-richting van de punten 5 en 7 wordt getoetst door berekening van de vv-grootheid, w 0.620Aj>3 0.565Ax3 - 0.539A^5 0.998Axs waarin Aj resp. Ax het verschil voorstelt in de y resp. x-coördinaten tussen de eerste en tweede meting. Kiest men voor de onbetrouwbaarheid van de vv'-toets weer 5% dan wordt tot een verplaatsing van de punten 5 en 7 besloten als de vv-grootheid groter is dan 1.645. Er is hier sprake van een een zijdige kritieke zone omdat de richting van de ver schuiving vastligt. 4 Onderscheidingsvermogen van w-toets De vv-toets wordt gebruikt om verplaatsingen aan te tonen, in dit geval in de x-richting. Veelal wil men vóór de meting reeds weten of verplaatsingen van een bepaalde grootte door toetsen ontdekt kunnen worden. Bovendien wil men dan ook graag weten hoe groot de kans is dat die verplaatsing ontdekt wordt. De berekening van het onderschei dingsvermogen van de gebruikte w-toets geeft dan deze gevraagde kans. Voor verplaatsingen in de x-richting van de punten 5 en 7, oplopend van 1 tot 20 mm, is het onder scheidingsvermogen P uitgerekend. In fig. 7 is deze verplaatsing uitgezet tegen het onderscheidings vermogen. Als de verplaatsing 1 cm bedraagt dan heeft men 47% kans deze verplaatsing te ontdekken. De w-grootheid wordt dan eenzijdig getoetst met een onbetrouwbaarheid van 5%. Als men verplaatsingen van 1 cm met een grotere kans (onderscheidingsvermogen) wil ontdekken dan zijn verschillende oplossingen mogelijk. Als de on betrouwbaarheid van de toets groter gekozen wordt of als de lengtemeting met grotere precisie uitge voerd wordt, dan krijgt men een groter onderschei dingsvermogen. Als naast de lengtemeting ook hoek meting wordt toegepast (trilateratie/triangulatie), dan wordt het onderscheidingsvermogen aanzienlijk groter, zie fig. 7. Dan bedraagt het onderscheidings vermogen bijna 100% voor verplaatsingen van 1 cm. W- grootheid 1 3?' X' X-as Ha3 Fig. 6. De w-grootheid. waarde fi Fig. 7. Onderscheidingsvermogen fi van gelijke verplaatsing van punten 5 en 7. ngt 74 263

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 7