Deze berekeningen kunnen plaatsvinden voordat er gemeten wordt. De opzet van de meting kan dus afgestemd worden op eisen betreffende aan te tonen deformaties. Aangetoond kan worden dat deze w- toets maximaal afgestemd is op de te onderzoeken deformatie, verplaatsing. Elke andere toetsings grootheid zal een kleiner onderscheidingsvermogen hebben. Dit zal geïllustreerd worden met de toet singsgrootheid die berekend wordt uit het gemid delde van de verschillen in de x-coördinaten van de punten 5 en 7 ontstaan na eerste en tweede meting: i{Ax5 Ax7} Als de nulhypothese juist is, geen verplaatsing van de punten 5 en 7, dan heeft deze toetsingsgrootheid een normale verdeling met midwaarde nul en stan daardafwijking 0.777. Is de toetsingsgrootheid groter dan de kritieke waarde dan wordt de alter natieve hypothese aanvaard: een gelijke verplaat sing van de punten 5 en 7 in de x-richting. Nu kan het onderscheidingsvermogen van deze toets ook berekend worden. In fig. 8 is voor de ii'-toets en de toets van het gemiddeld x-verschil het onderschei dingsvermogen uitgezet tegen de verplaatsing. Uit deze figuur blijkt dat de ir-toets een beter onder scheidingsvermogen heeft en daarom de voorkeur verdient. Dit voorbeeld kan natuurlijk niet dienen als bewijs voor de stelling dat de vv-toets een maxi maal onderscheidingsvermogen heeft. Bewijs van deze stelling kan men vinden in [6], Veelal wordt in de praktijk volstaan met de bereke ning van één grenswaarde voor de aan te tonen ver plaatsing. Hiermee wordt bedoeld, dat na vast stelling van het onderscheidingsvermogen /?0 en de onbetrouwbaarheid a0 van de w-toets, een grens waarde voor de verplaatsing uitgerekend wordt. Of men met deze berekening kan volstaan zal nu nader bekeken worden. 5 Gevolgen niet ondekte fouten Tot nu toe is steeds verondersteld dat de waar- nemingen alle getoetst waren en dat geen enkele waarneming als fout beschouwd kan worden. Als er fouten bij toetsing ontdekt zijn dan had men de desbetreffende waarneming(en) overgemeten waar na alle waarnemingen opnieuw getoetst zouden worden om met grote zekerheid te kunnen zeggen dat geen fouten gemaakt zijn. In de praktijk worden deze toetsen vaak nagelaten. Vaak wordt beweerd, dat een lengte of hoek niet één maar meerdere keren gemeten wordt en daardoor de kans op fouten te verwaarlozen is. Fouten in hoeken en lengten die niet door een herhalingsmeting gevonden kunnen worden moeten uit het net bepaald worden. Daar om moeten er meer waarnemingen gemeten worden dan strikt noodzakelijk zijn voor de berekening van coördinaten van punten van een net. De praktijk schiet hierin nog wel eens te kort. Open veelhoeken, ingesneden punten vanuit slechts twee stand plaatsen alleen met richtingen, losse poten bij water passingen, komt men in de praktijk van de defor matiemetingen meerdere keren tegen. Dat deze werkwijze niet goed is kan misschien ook aan het volgende voorbeeld toegelicht worden. Als er een fout in één waarneming gemaakt is, bijv. in de lengte s1>7 van de tot nu toe beschouwde vier hoek van fig. 1 dan kan deze fout voor een defor matie aangezien worden. Als er geen deformatie heeft plaats gevonden dan kan de kans op een on juiste beslissing berekend worden als er fouten in de lengte j1j7 gemaakt zijn en bij toetsing niet ont dekt zijn [7], Op grond van de >v-toets besluit men dan tot een verplaatsing die in werkelijkheid niet plaats vond. In fig. 9 is deze kans op een onjuiste beslissing t.g.v. een niet ontdekte fout in j1>7 uitgezet tegen een fout in deze lengte. Als er geen verplaatsing is, dan heeft men ±40% kans om te besluiten dat er wel een verplaatsing is, als een fout van 2 cm in de lengte Fig. 8. Onderscheidingsvermogen ft van gelijke verplaatsing van punten 5 en 7 behorend by w-toets en toets gemiddeld x-verschil. 264 Fig. 9. Kans op foutieve conclusies t.g.v fout in lengte ,sli7 als geen verplaatsingen optreden. ngt 74

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1974 | | pagina 8