Ruimtelijke ordening; karakteristiek van een aanpalend beleidsterrein Ir. Th. Quené Directeur-Generaal van de Ruimtelijke Ordening Inleiding Sedert de viering van Uw vorige lustrum in Eind hoven heeft de overgang plaatsgevonden van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers naar het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruim telijke Ordening. De motivering van die overgang lag onder meer in de omstandigheid, dat het raak vlak tussen kadaster en landmeetkunde enerzijds en ruimtelijke ordening anderzijds in omvang en be tekenis toeneemt. Voor het bestuur van Uw ver eniging was dat vervolgens weer aanleiding, mij te vragen hier vanmiddag een inleiding te houden over het karakter van de ruimtelijke ordening, uitlopend in enkele bespiegelingen over het raakvlak met kadaster en landmeetkunde. Aan die uitnodiging heb ik, alleen al om collegiale redenen, graag gevolg gegeven. Het ruimtelijk vraagstuk Ruimte is in grote delen van Nederland een schaars goed geworden. Voor U, als 90-jarige, zal dat nog meer spreken dan voor mij, die nog niet de helft van Uw leeftijd heeft bereikt. Negentig jaar geleden, in 1884, telde ons land 4,3 mnl inwoners tegen ruim 13,5 min nu. Amsterdam, toen en nu onze grootste stad, had een kleine 370.000 inwoners, tegen ruim 790.000 nu. De oppervlakte bos en woeste grond be droeg toen plm. 940.000 ha; die oppervlakte is nu tot plm. 475.000 ha verkleind. Ons wegen-, water wegen- en spoorwegnet had nog een geheel ander voorkomen en dichtheid; de Nieuwe Waterweg en het Noordzeekanaal functioneerden beide nog geen 5 jaar. Van onze beroepsbevolking werkte in 1884 rond 35% in de landbouw, tegen 6% nu. Zeker in een perspectief van 90 jaren gaat de kern van het ruimtelijk vraagstuk - de volte, de dichtheid, de strijd om de voorrang tussen de diverse bestem mingen - voor ons leven. Toch is het beeld te wazig, om daaraan een richtsnoer voor huidig handelen te ontlenen. Het lijkt mij daarom goed, het karakter van het ruimtelijke vraagstuk nog wat nader met U te bezien. Daarbij volg ik dan enkele hoofdlijnen van de Oriënteringsnota Ruimtelijke Ordening, waarin ngt 75 de regering - met Minister Gruijters als eerste ondertekenaar - niet lang geleden een beknopte uit eenzetting gaf. Allereerst de bevolkingsontwikkeling. Het is alge meen bekend, dat onze bevolkingsgroei de laatste jaren sterk is afgenomen. Rekenden we enkele jaren geleden nog met een bevolkingsomvang van 20 min aan het einde van de eeuw, nu ligt de maximum raming bij plm. 16 min. De vermindering van de be volkingsgroei kan vrijwel geheel worden toege schreven aan de daling van het aantal geboorten sinds 1965. Voor de ruimtelijke ordening is die con statering van gewicht. Zij betekent immers, dat pas als de eersten van hen die na 1965 zijn geboren tegen de twintig lopen de verminderde bevolkings groei consequenties gaat krijgen voor de woningbe hoefte, het arbeidsaanbod, het autoverkeer en de behoefte aan vele voorzieningen. Vóór 1985 biedt de daling daarom weinig soelaas; het effect blijft bv. beperkt tot een geringere behoefte aan consultatie bureaus voor zuigelingen, scholen enz. Wel is van belang, dat vele ruimtelijke plannen, met name die voor de lange termijn, nu al belangrijk moeten worden beperkt, opdat we na 1985 niet in een te ruime jas komen te zitten. Die heroverweging van plannen bezorgt de planologen veel werk. Van uitzonderlijke betekenis voor de gehele ruimte lijke structuur van ons land is de toeneming van het ruimtebeslag, die met de stijging van de welvaart ge paard gaat. In eerste aanleg geldt dit voor het wonen. De oorzaak van de groei van het ruimtebeslag ligt hier allereerst in de daling van het aantal mensen dat een woning bewoont. Alleen al om die daling op te vangen moest sedert 1960 plm. 15% aan onze woningvoorraad worden toegevoegd. Van belang is verder, dat nu veel ruimer wordt gebouwd dan in het verleden. Terwijl in de binnensteden vaak meer dan 150 woningen per ha staan, ligt dit cijfer in de na- Voordracht gehouden bij het 18e lustrum van de Vereni ging voor Kadaster en Landmeetkunde op 22 november 1974. 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1975 | | pagina 13